ECLI:NL:RBDHA:2024:8716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
9045578.24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling mishandeling met betrekking tot een verdachte zonder woon- of verblijfplaats

De rechtbank Den Haag heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1994 te Polen, die op 7 februari 2024 te 's-Gravenhage een beveiliger van het Leger des Heils heeft mishandeld. De verdachte was niet aanwezig op de zitting, maar zijn raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, was gemachtigd om de verdediging te voeren. De officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de mishandeling en een gevangenisstraf van 44 dagen, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, de beveiliger met een vuist op de neus heeft geslagen, wat een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormt. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, gezien er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat aantoont dat hij in de afgelopen twee jaar veelvuldig in contact is gekomen met justitie en eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank heeft geen ISD-maatregel opgelegd, omdat de officier van justitie dit niet had gevorderd en de voorwaarden voor een voorwaardelijke ISD-maatregel in strijd lijken met het Unierecht. De rechtbank heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/045578-24
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Polen),
op dit moment zonder woon- of verblijfplaats hier te lande.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 mei 2024.
De verdachte is niet op de terechtzitting verschenen. Zijn raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, was uitdrukkelijk gemachtigd om namens de verdachte de verdediging te voeren.
De officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 7 februari 2024 te 's-Gravenhage [naam] heeft mishandeld door die [naam] (met kracht) een vuistslag op zijn neus/in het gezicht te geven.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de inhoud van de bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 februari 2024 te 's-Gravenhage [naam] heeft mishandeld door die [naam] met kracht een vuistslag op zijn neus te geven.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol was, een beveiliger van de nachtopvang van het Leger des Heils met een vuist op zijn neus geslagen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte aan, temeer nu hij geweld heeft gebruikt tegen een beveiliger die gewoon zijn werk deed.
Strafblad en reclasseringsadvies
Uit het tien pagina’s tellende strafblad van de verdachte van 10 april 2024 blijkt dat hij in de afgelopen twee jaar veelvuldig in contact is gekomen met justitie en veroordeeld is ter zake van onder andere vele (winkel)diefstallen. De eerdere veroordelingen en de daarbij opgelegde gevangenisstraffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De verdachte was net een week op vrije voeten ten tijde van de bewezen verklaarde mishandeling.
Uit het reclasseringsadvies van 8 maart 2024 blijkt dat de verdachte bekend staat als een stelselmatige dader en hierdoor in aanmerking komt voor de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). Het advies van de reclassering is om aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met als bijzondere voorwaarde om Nederland blijvend te verlaten. Ter terechtzitting heeft de deskundige, reclasseringsmedewerker Telleman, aangegeven bij dit advies te blijven.
Straf
De officier van justitie heeft geen ISD-maatregel, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen geëist, de duur die gelijk is aan het voorarrest. Dit betekent dat de rechtbank geen ISD-maatregel in welke vorm dan ook kan opleggen, omdat zij dat niet ambtshalve mag doen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met als voorwaarde dat de verdachte Nederland blijvend dient te verlaten, in strijd lijkt met het Unierecht, meer in het bijzonder met het recht van vrij verkeer van personen. De verdachte is immers Pools onderdaan en zijn verblijfsrecht dat hij hier te lande als EU-burger heeft, is niet beëindigd. Daarnaast is de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarde geen voorwaarde ‘betreffende het gedrag’ van de verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

mishandeling;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. E. Boot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2024.