ECLI:NL:RBDHA:2024:8708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
SGR 21/3173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving met betrekking tot de hoofddraagconstructie van een pand en de veiligheid volgens het Bouwbesluit 2012

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland en eisers die handhavend optreden verzochten tegen de verbouwing van een woning. Het verzoek om handhaving werd afgewezen, omdat de rechtbank op basis van het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) concludeerde dat de huidige hoofddraagconstructie van het pand voldoende veilig is volgens het Bouwbesluit 2012. De rechtbank oordeelde dat handhavend optreden onevenredig zou zijn ten opzichte van de belangen die ermee gediend zouden zijn.

De procedure begon met een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat in 2016 werd ingediend. Na verschillende besluiten en uitspraken, waaronder vernietigingen van eerdere besluiten, werd de STAB ingeschakeld om de constructieve veiligheid van de woning te beoordelen. De STAB concludeerde dat niet alle aanpassingen zoals beschreven in eerdere rapporten waren uitgevoerd, maar dat de huidige constructie voldeed aan de veiligheidseisen.

De rechtbank volgde het advies van de STAB en oordeelde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven, omdat de huidige situatie veilig was. De rechtbank sprak de hoop uit dat partijen in overleg zouden treden om tot een oplossing te komen, maar oordeelde dat het beroep gegrond was en dat de proceskosten aan eisers vergoed moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser 1]en
[eiser 2], uit [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. W. Graafland)
en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, verweerder

(gemachtigde: mr. J.B. van Doorn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde partij]uit [woonplaats] (belanghebbende).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen de verbouwing van de woning aan de [adres] [huisnummer 1] te [plaats] perceel) afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2018 [1] (SGR 17/8357) heeft deze rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 30 oktober 2017 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers.
Bij besluit van 4 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eisers opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2021 (SGR 19/1505) heeft deze rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van eisers tegen het besluit van 4 december 2019 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers.
Bij besluit van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers andermaal ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • eisers, de gemachtigde van eisers en [naam 1] (architect);
  • de gemachtigde van verweerder, [naam 2] (juridisch adviseur), [naam 3] en [naam 4] (Aannemingsbedrijf [bedrijfsnaam] B.V.).
Op 5 januari 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (de STAB) als deskundige benoemd om onderzoek te verrichten.
De STAB heeft op 13 juni 2023 een deskundigenbericht uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar op het rapport van de STAB te geven. Verweerder en belanghebbende hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Eisers hebben bij brief van 24 augustus 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft de brief van eisers van 24 augustus 2023 voor een reactie aan de STAB voorgelegd. In de notitie van 3 november 2023 heeft de STAB hierop gereageerd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op die notitie. Verweerder en belanghebbende hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Eisers hebben bij brief van 15 december 2023 gereageerd.
Nu geen van de partijen vervolgens heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord en de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
2. Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan bij brief van 16 november 2016. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3. Voor de feiten en omstandigheden die voor deze procedure van belang zijn, verwijst de rechtbank naar de uitspraak die op 25 januari 2021 (zaaknummer SGR 19/1505) tussen partijen is gewezen. Ook verwijst zij naar de heropeningsbeslissing in onderhavige procedure van 5 januari 2023. De rechtbank blijft bij al wat zij in de heropeningsbeslissing heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
4. De rechtbank heeft de STAB verzocht een advies uit te brengen over de vraag of de in het rapport van Goudstikker – de Vries van 9 juli 2012 en het aanvullende rapport van 8 oktober 2012 omschreven benodigde aanpassingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en of wordt voldaan aan de constructie- en draagkrachtberekeningen zoals geformuleerd in die rapporten. Voor zover de in de rapporten van Goudstikker – de Vries genoemde aanpassingen niet dan wel op andere wijze zijn uitgevoerd, is de STAB verzocht om ook advies uit te brengen over de vraag of de huidige constructie voldoet aan de constructie- en draagkrachtberekeningen uit de rapporten van Goudstikker – de Vries.
STAB-advies
5. In haar advies van 13 juni 2023 heeft de STAB vastgesteld dat de volgende, in de rapporten van Goudstikker – de Vries omschreven aanpassingen zijn uitgevoerd:
  • De kolommen zijn op de fundering geplaatst, zoals aangegeven in de rapporten;
  • De balk die evenwijdig aan de gevel loopt en tegen de wand aan de zijde van
[adres] [huisnummer 2] is aangebracht, is doorgezaagd.
Verder heeft de STAB vastgesteld dat de uitgevoerde aanpassingen op de volgende punten afwijken van de rapporten van Goudstikker – de Vries:
  • De kolom aan de zijde van de gevel is dichter bij de gevel geplaatst dan aangegeven;
  • Daardoor is de overspanning van de balk die erop rust langer;
  • De kolom is geplaatst onder de balk die evenwijdig aan de gevel loopt, en niet onder de balk haaks erop, zoals in de rapporten aangegeven;
  • De kolom is kleiner van afmeting, namelijk 70x70 mm in plaats van 80x80 mm;
  • Het aangebrachte hoeklijn is anders van afmeting, namelijk 250x90x10 mm;
  • De bevestigingsdetails van de staalconstructie wijken af van de schetsen in de rapporten.
In antwoord op de eerste onderzoeksvraag concludeert de STAB daarom dat niet alle omschreven aanpassingen uit de rapporten van Goudstikker – de Vries daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat, omdat bouwkundige tekeningen niet correct zijn, niet alle door Goudstikker – de Vries aangehouden uitgangspunten kloppen. Daarom wordt niet voldaan aan de constructie- en draagkrachtberekeningen die opgenomen zijn in die rapporten.
Om een antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag heeft de STAB eigen berekeningen uitgevoerd en de draagconstructie getoetst aan de artikelen 2.5 en 2.7 van het Bouwbesluit 2012. Uit de berekeningen blijkt dat de draagconstructie aan de bepalingen in het Bouwbesluit 2012 voldoet en daarmee voldoende weerstand biedt tegen de erop werkende krachten.
5.1.
In haar notitie van 3 november 2023 is de STAB ingegaan op de reactie van eisers op het STAB-advies van 13 juni 2023. In deze notitie concludeert de STAB dat eisers in hun reactie een groot aantal zaken hebben aangedragen die de onderzoeksopdracht te buiten gaan. De reacties op de punten die wel onderwerp van het onderzoek zijn geweest, geven de STAB geen aanleiding om de conclusies van het STAB-advies aan te passen.
Omvang handhavingsverzoek en omvang onderzoeksopdracht STAB
6. Eisers stellen dat hun handhavingsverzoek meer omvat dan de veiligheid van de draagconstructie. Zij hebben verweerder ook verzocht om handhavend op te treden tegen onder meer de aanpassingen van de gootconstructie, het overkappen van de voormalige steeg tussen [adres] [huisnummer 2] en [adres] [huisnummer 1] en de positie van de achtergevel. Ook is er volgens eisers illegaal tegen de buitengevel van hun woning gebouwd, nadat belanghebbende een zijgevel van zijn pand zou hebben verwijderd. De STAB heeft hier ten onrechte geen onderzoek naar gedaan.
6.1.
Zoals hiervoor weergegeven, zijn naar aanleiding van het verzoek om handhaving van 16 november 2016 eerdere uitspraken gedaan door de rechtbank. In de uitspraak van 26 juli 2018, verzonden op 30 juli 2018, (SGR 17/8357) is overwogen dat eisers verweerder hebben verzocht om onderzoek in te stellen naar de constructieve veiligheid van de woning en zo nodig handhavend op te treden. Verder is overwogen dat eisers betogen dat de woning niet conform de constructiewijzigingen behorend bij de omgevingsvergunning is uitgevoerd. Tussen partijen is in geschil of de verbouwing van de woning in afwijking van de rapportage van Goudstikker- De Vries van 9 juli 2012 is gebouwd en in stand wordt gehouden. Het oordeel van rechtbank luidde dat uit de rapportage van 8 oktober 2012 niet afgeleid kan worden dat de bouwwerkzaamheden conform de rapportage van 9 juli 2022 reeds waren uitgevoerd, of dat er nog voorzieningen moesten worden getroffen. Ook ontbreekt een rapport waaruit volgt dat verweerder het eindresultaat heeft gecontroleerd en heeft vastgesteld dat de benodigde aanpassingen daadwerkelijk zijn doorgevoerd. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. In de uitspraak van 25 januari 2021 (SGR 19/1505) is eveneens overwogen dat het verzoek om handhavend op te treden betrekking heeft op de vraag of de noodzakelijke constructiewijzigingen om te voldoen aan de constructie- en draagkrachtberekeningen uit het rapport van Goudstikker – De Vries van 9 juli 2012 zijn doorgevoerd. Het oordeel van de rechtbank luidde dat verweerder, met het enkele overleggen van de verklaring van de aannemer van 2 mei 2017, niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 30 juli 2018 om te controleren en vast te stellen of de benodigde aanpassingen daadwerkelijk zijn doorgevoerd.
6.2.
De rechtbank overweegt dat bij hernieuwde besluitvorming na een eerdere beroepsprocedure, geen nieuwe gronden kunnen worden aangevoerd. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht, tenzij het nieuwe besluit de partij in een nadeliger positie brengt. Het bestreden besluit brengt eisers niet in een nadeliger positie ten opzichte van het oorspronkelijke besluit. Gelet hierop slaagt de beroepsgrond dat het handhavingsverzoek meer omvatte dan de constructieve veiligheid van de woning niet.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank de STAB uitsluitend om advies gevraagd over de aanpassingen van de hoofddraagconstructie in het pand van belanghebbende. De STAB heeft zich dan ook terecht beperkt tot het beantwoorden van de door de rechtbank in dat verband geformuleerde onderzoeksvragen.
Informatie voor de STAB
7. Eisers betwijfelen of de STAB kennis heeft genomen van alle toegezonden informatie, omdat als bijlage bij het STAB-advies alleen het rapport van architectenbureau De Gruyl van 28 april 2015 wordt genoemd. De bijlagen bij het STAB-rapport zijn bovendien van zeer lage kwaliteit. Op de foto’s is de situatie ter plaatse niet goed waar te nemen.
7.1.
Als reactie op de zienwijzen van eisers heeft de STAB in haar advies vermeld dat als bijlagen bij dat advies alleen de tijdens het onderzoek ontvangen stukken zijn toegevoegd. De stukken die tot het procesdossier behoren, zijn niet als bijlagen bij het advies gevoegd. Van deze stukken heeft de STAB wel kennisgenomen en de gegevens zijn, voor zover relevant, in het onderzoek betrokken.
7.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de STAB geen kennis heeft kunnen nemen van het procesdossier en de door partijen beschikbaar gestelde informatie. Deze informatie is, voor zover deze nog geen onderdeel uitmaakte van het procesdossier, als bijlage bij het STAB-advies gevoegd. Deze stukken zijn leesbaar en de STAB heeft geen belemmeringen gezien deze stukken, voor zover relevant, in haar onderzoek te betrekken.
Onderzoek door de STAB naar de draagbalk in de muur
8. Eisers betwisten dat de balk die evenwijdig aan de gevel loopt en tegen de wand aan de zijde van [adres] [huisnummer 2] is aangebracht, is doorgezaagd. Deze balk zit nog steeds in de muur. Deze balk is veel groter dan het doorgezaagde balkje dat te zien is op de in het advies opgenomen foto’s. Alleen op basis van de visuele inspectie van de STAB en de beschikbare foto’s kan niet worden geconcludeerd dat de draagconstructie niet meer leunt op de zijmuur van eisers. De koof die momenteel om de balkenpartij is gelegd, is dusdanig groot dat het zeer aannemelijk is dat de balk nog boven het kleinere balkje verstopt zit. Eisers verzoeken de rechtbank om de STAB op te dragen om nader onderzoek te doen naar deze draagbalk.
8.1.
In haar advies van 13 juni 2023 heeft de STAB vermeld dat op de in het advies opgenomen foto’s duidelijk te zien is dat er geen andere balk achter deze balk aanwezig is. Er is kalkzandsteen metselwerk te zien. Het is volgens de STAB onwaarschijnlijk en onlogisch dat achter het metselwerk, in de spouw, nog een balk aanwezig is. Het aanbrengen van een balk in de spouw is vanuit oogpunt van duurzaamheid zeer ongewenst. Bovendien zou een balk met de door eisers aangegeven afmeting niet in de spouw passen en zou deze overmatig zwaar zijn voor de op te vangen belasting. De koof is weliswaar hoger dan de balk, maar dit komt omdat de zijkant van de koof tot aan het plafond is doorgetrokken, wat de STAB niet onlogisch voorkomt. De STAB is ervan overtuigd dat de doorgezaagde balk de balk is die volgens de berekeningen van Goudstikker – de Vries doorgezaagd zou moeten worden en concludeert dan ook dat dit onderdeel conform de vergunning is uitgevoerd. De STAB vindt verder onderzoek op dit punt daarom niet noodzakelijk.
In haar notitie van 3 november 2023 heeft de STAB toegelicht dat zij op basis van de beschikbare gegevens en de situatie ter plaatse over voldoende informatie beschikte om een uitspraak te doen over de constructie. De STAB vindt het daarom niet noodzakelijk om aanvullend destructief onderzoek uit te voeren.
8.2.
Gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag de bestuursrechter in beginsel afgaan op het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige. Dat is slechts anders indien het advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
8.3.
In hetgeen eisers hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het onderzoek door de STAB ten aanzien van de evenwijdig aan de gevel liggende balk. Dat eisers ervan overtuigd zijn dat de betreffende balk nog niet is doorgezaagd, is daarvoor onvoldoende. Volgens eisers spelen duurzaamheidseisen in deze situatie geen rol, omdat het om een verbouwing binnenshuis gaat. Nog daargelaten dat eisers hun standpunt niet onderbouwen met een deskundigenoordeel, gaan eisers niet in op de motivering van de STAB dat de betreffende balk niet in de spouw zou passen en overmatig zwaar zou zijn voor de op te vangen belasting. Eisers hebben gewezen op een rapportage van architectenbureau De Gruyl van 8 november 2022, maar deze rapportage dateert van vóór het STAB-advies. Met deze rapportage wordt dan ook niet gereageerd op de motivering en het deskundigenoordeel van de STAB. Eisers hebben ook geen nader rapport van een deskundige derde overgelegd dat steun biedt aan hun stelling over de in geding zijnde balk.
8.4.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding het STAB-advies in zoverre niet te volgen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een nader onderzoek door de STAB.
Eigen berekeningen STAB
9. Eisers stellen dat verweerder niet op de eigen berekeningen van de STAB kan afgaan, omdat de STAB met verkeerde maten heeft gerekend. De tekeningen die bij de vergunningen uit 1993 en 2012 horen, kloppen niet. De STAB miskent dat de maten in de tekeningen bij de vergunning uit 1993 uitgaan van een situatie zonder steeg die destijds wel bestond tussen de panden aan de [adres] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] De STAB miskent ook dat belanghebbende illegaal een zijmuur heeft verwijderd om vervolgens illegaal over de erfgrens tegen de buitengevel van de woning van eisers te bouwen. Volgens eisers moet belanghebbende op zijn eigen perceel een muur bouwen om zijn draagconstructie veilig te kunnen maken.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat de STAB constructieberekeningen heeft verricht om te beoordelen of de huidige hoofddraagconstructie in het pand van belanghebbende voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Deze berekeningen zijn neergelegd in Appendix 1 bij het advies, waarin ook de uitgangspunten voor de berekeningen zijn opgenomen. De STAB concludeert dat de draagconstructie voldoende veilig is volgens het Bouwbesluit 2012. In de notitie van 3 november 2023 heeft de STAB nader toegelicht dat zij op basis van haar onderzoek en eigen metingen heeft geconcludeerd dat de plattegrond behorend bij de vergunning van 2012 en de nokhoogte behorend bij de vergunning uit 1993 voldoende stroken met de feitelijke situatie om daarmee representatieve controleberekeningen te kunnen maken.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat in het STAB-advies op inzichtelijke wijze uiteen is gezet welke uitgangspunten en gegevens zijn gebruikt voor de constructieberekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de controleberekeningen van de feitelijke situatie, voor zover het om de hoofddraagconstructie in het pand van de belanghebbende gaat, niet kloppen. De omstandigheid dat belanghebbende volgens eisers illegaal een zijmuur zou hebben verwijderd om vervolgens illegaal over de erfgrens tegen de buitengevel van de woning van eisers te bouwen, staat daar los van en ligt hier niet ter beoordeling voor. Dat geldt ook voor het gestelde overkappen van de steeg en de positie van de achtergevel. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat het ontbreken van de voormalige steeg op de tekening bij de vergunning uit 2012 van belang is voor de controleberekeningen van de huidige aanwezige hoofddraagconstructie in het pand van belanghebbende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de STAB heeft toegelicht dat zij de tekening bij de vergunning van 2012 alleen heeft gebruikt voor het bepalen van de nokhoogte. Eisers hebben ook geen andere concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de controleberekeningen door de STAB naar voren gebracht. Ten slotte hebben eisers geen tegenrapport ingebracht waaruit blijkt dat de uitgangspunten en conclusies van de STAB ten aanzien van de controleberekeningen onjuist zijn.
9.3.
Ook in zoverre ziet de rechtbank geen aanleiding het STAB-advies niet te volgen.
Conclusie en gevolgen
10. Nu niet is gebleken dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen, dan wel onvolledig of onjuist is, zal de rechtbank de STAB volgen in haar advies. De rechtbank stelt vast dat de STAB heeft geconcludeerd dat de uitgevoerde aanpassingen op een aantal punten van de rapporten van Goudstikker – de Vries afwijken. Dat betekent dat belanghebbende de interne aanpassingen van de hoofddraagconstructie niet heeft uitgevoerd overeenkomstig de vergunning uit 2012 en dat dus niet overeenkomstig die vergunning is gebouwd. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De overige door eisers aangevoerde gronden kunnen daarom onbesproken blijven. Het standpunt van eisers dat illegale constructiewijzingen verwerkt moeten worden in een nieuwe omgevingsvergunning, kan in deze procedure niet aan de orde komen.
10.1.
De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat uit de controleberekeningen van de STAB blijkt dat de huidige hoofddraagconstructie in het pand van belanghebbende voldoende veilig is volgens het Bouwbesluit 2012. Naar het oordeel van de rechtbank is handhavend optreden daarmee onevenredig tot de daarmee te dienen belangen. In deze concrete situatie kan de afwijzing van het verzoek om handhaving daarom in stand blijven.
10.2.
De rechtbank realiseert zich dat deze uitspraak geen oplossing biedt voor al hetgeen partijen verdeeld houdt. Eisers hebben in de brief van 11 november 2022 een voorstel voor een oplossing gedaan, maar ter zitting is gebleken dat hierover geen overeenstemming tussen partijen is. De rechtbank spreekt de hoop uit dat partijen opnieuw met elkaar in overleg treden om te bezien of zij gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen.
10.3.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10.4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
10.5.
Eisers hebben ook om vergoeding van de door [naam 1] gemaakte deskundigenkosten verzocht. Blijkens de declaratie van 9 november 2022 zijn deze kosten begroot op € 3.004,43 vanwege werkzaamheden, bestaande uit overleg en uitwerking op 1, 3 en 8 november 2022. Daarnaast is verzocht om een vergoeding voor de aanwezigheid ter zitting en reiskosten.
10.6.
Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling komen de kosten van een deskundige op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank was het inschakelen van architectenbureau De Gruyl redelijk en zijn de opgevoerde kosten ook redelijk. De rechtbank zal verweerder daarom ook veroordelen in de deskundigenkosten van € 3.004,43.
10.7.
De te vergoeden proceskosten bedragen daarmee in totaal € 5.191,93.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 16 maart 2021;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 5.191,93 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBDHA:2018:8818 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).