ECLI:NL:RBDHA:2024:8693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23 1213 01
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling aanvraag uitstel van vertrek op grond van medische redenen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag om uitstel van vertrek buiten behandeling te stellen. De eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had op 20 september 2022 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, maar deze aanvraag werd op 20 december 2022 buiten behandeling gesteld omdat deze onvolledig was. Eiser had niet de gevraagde medische informatie over zijn behandeling aangeleverd, ondanks dat hij daartoe de gelegenheid had gekregen. De rechtbank heeft op 4 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. Eiser voerde aan dat de buitenbehandelingstelling onterecht was, omdat hij alle relevante informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde echter dat het aan het Bureau Medische Advisering (BMA) is om te bepalen welke medische gegevens nodig zijn voor een advies en dat eiser niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen, omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voldeed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/1213

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],eiser,
v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde mr. S. Karkache),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024, tezamen met de zaken AWB 22/2794 en AWB 23/2799 op zitting behandeld in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is verschenen [naam 1], broer van eiser. De termijn voor het doen van een uitspraak is eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 20 september 2022 heeft hij deze aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend.
2. Bij besluit van 20 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb [2] buiten behandeling gesteld, omdat de aanvraag onvolledig was. Eiser was namelijk in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen met medische informatie over zijn behandeling, maar deze informatie heeft hij niet overgelegd. Op 22 december 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn aanvraag om uitstel van vertrek ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Eiser meent dat er niet meer informatie nodig was om de aanvraag in behandeling te nemen Hij heeft immers alle relevante en nodige informatie over zijn medische toestand bij de aanvraag aangeleverd. Verder meent eiser dat de verzochte aanvullende vragen niet dusdanig zijn, dat het een buitenbehandelingstelling rechtvaardigt. De beantwoording van die gestelde vragen lag al besloten in de overgelegde medische stukken. Eiser verwijst hierbij naar het FACT [3] -verslag van 31 oktober 2022. Het oordeel van het BMA [4] is volgens eiser bovendien onbegrijpelijk. Voorts wijst eiser erop dat in het FACT-verslag staat dat het medicijn Haloperidol is ingezet tegen hallucinaties en psychische klachten. Dat kon het BMA duidelijk afleiden uit het oorzakelijk verband tussen zijn ziekte en voorgeschreven medicijnengebruik. In het formulier bewijs medische situatie van dr. [naam 2] zijn ook de psychische klachten als klachten genoemd. Eiser stelt verder dat er geen bloedspiegelcontrole is, omdat de behandelaars er wekelijks bij zijn als hij zijn medicijnen inneemt. Het BMA had de relevante informatie ook kunnen opvragen bij de behandelaar. Daarvoor is er immers een toestemmingsverklaring in het leven geroepen. Voorts was het BMA op de hoogte van het cannabisgebruik in relatie tot eisers psychische klachten. Eiser verwijst hierbij naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waaruit blijkt dat de zorgmachtiging van eiser voor een jaar tot uiterlijk 25 oktober 2023 is verlengd. Ook meent eiser dat de grondslag voor de afwijzing verkeerd is geweest. Het niet aanleveren van een antwoord op de gestelde vragen had tot een materiele afwijzing moeten leiden en niet tot formele buitenbehandelingstelling. Eiser beroept zich ook op het evenredigheidsbeginsel. Hij verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling [5] van 2 februari 2022. [6] Tot slot meent eiser dat hij ten onrechte niet in bezwaar is gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Griffierecht
4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 3:2 van de Awb vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
6. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
7. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
8. Ingevolge artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
9. Op grond van artikel 6.1c van het Vb [7] legt de vreemdeling bij een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw ten minste de voor de beslissing relevante medische gegevens en overige bescheiden over.
10. Volgens het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf A3/7.1. van de Vc [8] verleent verweerder uitstel van vertrek als het BMA aangeeft dat het voor de vreemdeling vanwege de gezondheidssituatie medisch gezien niet verantwoord is om te reizen. Een vreemdeling krijgt ook uitstel van vertrek als uit het BMA-advies blijkt dat het uitblijven van een behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en de behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar is, of aantoonbaar niet toegankelijk.
In paragraaf A3/7.2.4 van de Vc staat welke informatie een vreemdeling in ieder geval moet overleggen bij een aanvraag om uitstel van vertrek. Voor zover van belang voor deze zaak, houdt dit beleid in dat de vreemdeling overlegt:
- een schriftelijk bewijs van de behandelaar(s), (…), voor welke medische klachten de vreemdeling wordt behandeld en de startdatum en verwachte einddatum van de behandeling;
- relevante medische gegevens, dat wil zeggen meer gedetailleerde informatie over de actuele klachten en diagnose, de medische voorgeschiedenis, de aard van behandeling, de voorgeschreven medicatie en het beloop en de verwachte duur van de behandeling.
In paragraaf A3/7.2.5 van de Vc staat dat verweerder de vreemdeling om aanvullende informatie of bewijsmiddelen vraagt, onder meer als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn of in het geheel ontbreken. Herstelt de vreemdeling het verzuim niet binnen de gegeven termijn, dan stelt verweerder de aanvraag buiten behandeling of wijst hij die af.
In paragraaf A3/7.2.6 van de Vc staat dat als de overgelegde bewijsmiddelen incompleet zijn en de vreemdeling die niet heeft aangevuld, hoewel hij daartoe gelegenheid heeft gehad, verweerder het BMA niet om een advies vraagt.
11. De rechtbank acht het hiervoor weergegeven beleid van verweerder niet onredelijk en zal dit daarom mede – naast de aangehaalde wettelijke bepalingen – als uitgangspunt nemen voor haar beoordeling.
Het oordeel van de rechtbank
12. Het is aan het BMA om te beoordelen welke medische gegevens nodig zijn om verweerder te adviseren. Het BMA bepaalt welke gegevens van belang zijn voor de advisering. Het is vervolgens aan eiser om deze gegevens te verschaffen. Als dat niet, of niet volledig gebeurt, is sprake van een onvolledige aanvraag die met toepassing van artikel 4:5 van de Awb [9] buiten behandeling kan worden gesteld.
13. Uit het dossier blijkt de aanvraag van eiser incompleet was ingediend. Verweerder heeft vervolgens op 22 september 2022 eiser in de gelegenheid gesteld de ingediende aanvraag aan te vullen met de ontbrekende bewijsmiddelen binnen een termijn van twee weken. Op 25 oktober 2022 is er telefonisch contact geweest met de gemachtigde van eiser omdat de ontbrekende bewijsmiddelen nog niet waren overgelegd. Op 1 november 2022 heeft eiser aanvullende informatie overgelegd. Op 2 november 2022 heeft verweerder aan het BMA gevraagd om een advies uit te brengen. Op 18 november 2022 heeft het BMA in een nota bericht dat er geen medisch advies opgesteld kan worden omdat er nog gegevens ontbreken. Bij brief van 21 november 2022 is eiser in de gelegenheid gesteld om de ingediende aanvraag aan te vullen met de hiervoor genoemde ontbrekende bewijsmiddelen binnen een termijn van twee weken. Daarbij werd aan eiser medegedeeld dat een verder uitstel niet wordt verleend. Op 21 november 2022 heeft eiser een beschikking overgelegd waaruit blijkt dat de zorgmachtiging van eiser is verlengd voor een jaar tot 25 oktober 2023. Niet in geschil is dat de gevraagde gegevens niet zijn verstrekt. Nu eiser de door verweerder gevraagde informatie, ook na de geboden herstelverzuimmogelijkheid, niet heeft overgelegd, heeft verweerder terecht de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat alle relevante informatie reeds voorhanden was, omdat het aan het BMA is om te beoordelen welke informatie noodzakelijk is voor het uitbrengen van een medisch advies. [10] Dat bepaalde medische informatie kon worden afgeleid uit de door eiser bij de aanvraag overgelegde stukken, leidt niet tot een ander oordeel. Daarnaast is het aan eiser om zelf de gevraagde informatie te overleggen en niet de taak van het BMA om zich rechtstreeks tot de behandelaren van eiser te wenden om de informatie te verkrijgen. Tot slot slaagt het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet, omdat eiser in de gelegenheid is gesteld om de gevraagde informatie alsnog over te leggen. Daarnaast kan eiser ook een nieuwe aanvraag voor uitstel van vertrek indienen, waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt op 14 april 2023. De aanvraag is daarom terecht buiten behandeling gesteld.
14. Tot slot treft ook de beroepsgrond dat verweerder eiser had moeten horen op zijn bezwaar, geen doel. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het besluit tot buitenbehandelingstelling en wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor. Verweerder heeft daarom kunnen afzien van horen in bezwaar.
15. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek om medische redenen terecht buiten behandeling gesteld.
16. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Flexible Assertive Community Treatment (ambulante behandeling in de psychiatrie).
4.Het Bureau Medische Advisering van verweerder.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Algemene wet bestuursrecht.
10.Zie in deze zin ook de uitspraken van de Afdeling van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1905 en van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2448.