ECLI:NL:RBDHA:2024:8682
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, op 21 januari 2024 beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgde op het feit dat verweerder niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van eiser, ingediend op 23 september 2022. Op 12 februari 2024 heeft verweerder echter alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd ingewilligd, met een geldigheidsduur van 23 september 2022 tot 23 september 2027. Eiser's gemachtigde, mr. L.J. Meijering, heeft aangegeven dat het beroep wordt gehandhaafd voor wat betreft het verzoek om proceskosten.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen hiermee instemden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser zijn asielaanvraag op 23 september 2022 heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser op 6 april 2023 niet geldig was, omdat de beslistermijn op zijn aanvraag met negen maanden was verlengd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is, omdat verweerder met het besluit van 12 februari 2024 geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het inwilligend besluit te laat is genomen. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard en verweerder is veroordeeld in de proceskosten.