ECLI:NL:RBDHA:2024:8680
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.E. Stassen-Buijs, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Deze aanvraag was eerder op 15 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bestreden besluit van 11 april 2023, waarin de staatssecretaris zijn eerdere afwijzing handhaafde, leidde tot het indienen van beroep door verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 november 2023, zaaknummer NL23.11029, waarin het beroep van verzoeker werd behandeld. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is. De zaak betreft een belangrijk aspect van het vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van verzoeker in het kader van zijn uitzetting aan de orde zijn gesteld.