ECLI:NL:RBDHA:2024:868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.14980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en gebrek aan medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somaliër die vreesde voor vervolging door Al-Shabaab. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 15 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had deze eerdere afwijzing op 29 april 2022 gegrond verklaard, omdat er geen medisch onderzoek was uitgevoerd om te beoordelen of eiser in staat was om coherente verklaringen af te leggen. De staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Bij het bestreden besluit van 2 mei 2023 werd de asielaanvraag opnieuw afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat zijn verklaringen over de bedreigingen door Al-Shabaab niet geloofwaardig waren. Eiser had tijdens het aanvullend gehoor op 17 maart 2023 zijn eerdere verklaringen herhaald, maar de staatssecretaris vond dat er onvoldoende rekening was gehouden met de medische situatie van eiser en de inconsistenties in zijn verklaringen.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn verblijfplaats en de bedreigingen die hij had ervaren. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat het medisch onderzoek van 30 januari 2023 niet relevant was voor zijn eerdere verklaringen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14980

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.J.R. Brock).

Inleiding

1. Bij besluit van 2 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, O. Ilmi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
6. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 3 januari 2021 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Als redenen voor zijn asielaanvraag heeft eiser opgegeven dat hij is gevlucht uit Somalië uit angst voor Al-Shabaab. Eiser stelt te zijn bedreigd en mishandeld, omdat hij weigerde zich aan te sluiten bij Al-Shabaab. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiser om gedood te worden door leden van Al-Shabaab. Eiser is verder bang om terug te keren, omdat hij is bedreigd door zijn neef die is aangesloten bij Al-Shabaab. Hij wil niet vechten voor of met Al-Shabaab.
7. Bij besluit van 15 december 2021 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen. Het hiertegen ingestelde beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats op 29 april 2022 gegrond verklaard. [1] De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet zonder een medisch advies op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen belemmeringen heeft ondervonden bij het afleggen van zijn verklaringen tijdens het nader gehoor op 1 april 2021 en dat hij niet in zijn belangen is geschaad. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris de verklaringen die eiser heeft afgelegd dan ook niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak staat in rechte vast.
8. Op 17 maart 2023 is eiser aanvullend gehoord (hierna: aanvullend gehoor). In het verslag hiervan staat dat het nader gehoor van 1 april 2021 (hierna: nader gehoor) als basis wordt genomen voor het aanvullend gehoor. [2]
Het bestreden besluit
9. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag opnieuw afgewezen als ongegrond. [3] Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Poging tot rekrutering, bedreiging en mishandeling door Al-Shabaab. De staatssecretaris vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De poging tot rekrutering, bedreiging en mishandeling door Al-Shabaab acht hij echter niet geloofwaardig.
10. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat voldoende rekening is gehouden met het referentiekader en de medische situatie van eiser. Niet valt in te zien waarom geen waarde gehecht kan worden aan eisers verklaringen tijdens de gehoren die hebben plaatsgevonden vóór het medisch advies. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij een trauma heeft en uit het medisch advies van 30 januari 2023 volgt niet dat eiser destijds niet in staat was om coherent te verklaren over zijn asielrelaas. Bovendien zijn eisers eerdere verklaringen herhaald en geverifieerd tijdens het aanvullend gehoor. Eiser is in de gelegenheid gesteld om de tegenstrijdige of onduidelijke verklaringen die hij had afgelegd tijdens de eerdere gehoren toe te lichten of uit te leggen. [4] Verder mochten eisers tegenstrijdige verklaringen over zijn uitreis en verblijfsplaats voor vertrek wel worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag, omdat deze niet zien op de (volledigheid van zijn) asielmotieven. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over hoe en wanneer hij wist dat één van de mannen die hem benaderde, zijn neef was. Daarnaast heeft eiser ongerijmde verklaringen afgelegd over het binnen blijven nadat hij voor de tweede keer was benaderd. Ook heeft hij summiere en onlogische verklaringen afgelegd over een mogelijke minnelijke oplossing voor de handelwijze van zijn neef. Daarnaast heeft hij tegenstrijdig verklaard over de derde keer dat hij door Al-Shabaab werd benaderd. Verder heeft eiser wisselend verklaard over de plek waar hij de week voor zijn vertrek in Somalië heeft verbleven en heeft hij tegenstrijdig verklaard over hoe hij Mogadishu heeft verlaten.
Kan worden uitgegaan van eisers verklaringen tijdens het nader gehoor?
11. Eiser voert aan dat niet uitgegaan kan worden van zijn verklaringen in het nader gehoor. Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 april 2022 op het beroep tegen het eerdere besluit. Omdat er in 2021 geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, kan ook niet meer vastgesteld worden of eiser toen in staat was om coherent en consequent te verklaren, dan wel of er belemmeringen waren en hoe hier rekening mee gehouden had moeten worden.
12. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat het medisch onderzoek van 30 januari 2023 niets zegt over de medische situatie van eiser tijdens het nader gehoor op 1 april 2021. Op basis van dit onderzoek kan dan ook niet in retrospectief alsnog worden geconcludeerd dat eiser tijdens het nader gehoor in staat was om gehoord te worden. Ook kan op basis hiervan niet worden geconcludeerd dat er geen (andere) medische beperkingen waren om verklaringen af te leggen.
13. De staatsecretaris stelt evenwel terecht dat de verklaringen die eiser in het nader gehoor heeft afgelegd, tijdens het aanvullend gehoor zijn herhaald en geverifieerd, waarbij eiser bovendien in de gelegenheid is gesteld om tegenstrijdige of onlogische verklaringen nader toe te lichten of uit te leggen. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers relaas niet ook de (geverifieerde) verklaringen in het nader gehoor kon betrekken. Eisers stelling dat niet duidelijk is of voldoende rekening is gehouden met eisers beperkingen, zoals die volgen uit het medisch onderzoek, volgt de rechtbank niet. Uit het onderzoeksrapport van MediFirst in het dossier blijkt dat eiser moeite heeft de exacte datum bij gebeurtenissen te plaatsen en dat hij last kan hebben van een blokkade. In het voornemen zijn deze bevindingen opgenomen. Bovendien blijkt uit het verslag van het aanvullend gehoor dat de gehoormedewerker aan het begin van het gehoor heeft toegezegd dat er rekening zal worden gehouden met het medisch advies. Aan eiser zijn geen exacte data gevraagd en aan hem is ook niet tegengeworpen dat hij die niet kent. Daarbij komt dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangeleverd waaruit blijkt dat hij tijdens het gehoor last heeft gehad van blokkades dan wel anderszins vanwege medische redenen niet in staat is geweest te verklaren.
14. Verder stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiser over verschillende onderdelen van zijn relaas tegenstrijdig dan wel wisselend heeft verklaard. Eisers stelling dat dit komt doordat hij is getraumatiseerd, is niet onderbouwd. Voor zover eiser erop wijst dat hij analfabeet is, laat dit onverlet dat ook dan van hem mag worden verwacht dat hij, rekening houdend met zijn beperkingen, coherent en niet tegenstrijdig over de gebeurtenissen die tot zijn vlucht hebben geleid kan verklaren.
15. Daarnaast heeft de staatssecretaris er niet ten onrechte op gewezen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over de gang van zaken na de tweede benadering door Al-Shabaab. Eisers verklaring dat hij in zijn eigen woning is gebleven, wekt bevreemding tegen de achtergrond van het feit dat zijn neef wist waar eiser woonde. Dat eiser geen andere plek had om naartoe te gaan, heeft de staatssecretaris niet hoeven te volgen nu eiser ook heeft verklaard dat hij in de week voorafgaand aan zijn vertrek wel in een ander huis heeft verbleven. Verder heeft de staatssecretaris het vreemd kunnen vinden dat eiser, ondanks dat hij al twee keer eerder door zijn neef was benaderd om zich bij Al-Shabaab aan te sluiten en ook door hem was bedreigd, toch de deur voor hem heeft opengedaan. De uitleg van eiser dat hij dacht dat zijn neef excuses kwam aanbieden, is in dat verband niet voldoende. Eiser heeft niet toegelicht waarom die gedachte bij hem opkwam. Tot slot heeft de staatssecretaris aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet kan uitleggen waarom de politie niet is ingeschakeld om tegen de neef op te treden. Dat eiser niet weet hoe hij de politie in moet schakelen heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig kunnen vinden.
16. Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. De aanvraag is terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep van eiser is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL22.477.
2.Pagina 3 van dat verslag.
3.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Zie pagina 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 van het rapport aanvullend gehoor.