ECLI:NL:RBDHA:2024:8670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres, van Turkse nationaliteit, heeft eerder een asielaanvraag in Duitsland ingediend die is afgewezen. Ze vreesde voor uitzetting naar Turkije en heeft daarom in Nederland asiel aangevraagd. Tijdens de procedure verblijft zij bij haar ex-echtgenoot en kinderen in Nederland.

De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres voert aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in haar geval, gezien haar medische problemen en de familiebanden in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar situatie zo schrijnend is dat een uitzondering op het vertrouwensbeginsel gerechtvaardigd is. De rechtbank stelt vast dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de medische zorg in Duitsland onvoldoende zou zijn.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te worden genomen. De aangevoerde gronden leiden niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16734

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige 1]
V-nummer: [V-nummer 2] , en
[minderjarige 2],
V-nummer: [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting te Breda behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

3. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1975 en de Turkse nationaliteit te hebben. Zij stelt dat naast de twee kinderen mede namens wie dit beroep is ingesteld, zij nog vijf kinderen heeft, van wie vier die rechtmatig in Nederland verblijven. Twee van deze vier kinderen verblijven bij hun vader, die de ex-echtgenoot is van eiseres.
4. Eiseres heeft op 1 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Het is tussen partijen niet in geschil dat eiseres in 2017 een asielaanvraag heeft gedaan in Duitsland. Die aanvraag is afgewezen. Eiseres heeft tussen 2017 en 2022 in Duitsland gewoond. Omdat eiseres vreesde te worden uitgezet naar Turkije heeft ze in Nederland asiel aangevraagd. Tijdens haar procedure in Nederland verblijft eiseres niet in de door de Staat verstrekte opvangvoorzieningen, maar verblijft ze bij haar ex-echtgenoot en haar in Nederland verblijvende kinderen.
5. Uit de aan de rechtbank verstrekte gegevens blijkt dat eiseres lijdt aan suikerziekte en dat de artsen die zij heeft bezocht zich zorgen maken over haar gezondheid, omdat ze zich niet goed houdt aan de voorgeschreven behandeling en ze zich niet bewust lijkt te zijn van de gevaren die ze daarmee loopt.
6. Tegen deze achtergrond heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen.
Standpunt van eiseres
7. Eiseres voert aan dat in haar individuele geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland kan worden uitgegaan. In tegenstelling tot wat haar advocaat in Duitsland haar over haar asielkansen had verteld, is haar asielaanvraag daar afgewezen. Eiseres loopt het risico te worden gestuurd naar Turkije, waar zij vreest voor haar leven. Een overdracht aan Duitsland zou leiden tot een situatie van onevenredige hardheid, gezien de familiebanden die eiseres in Nederland heeft. Het contact tussen eiseres en haar in Nederland verblijvende kinderen is nooit verbroken geweest. Er is sprake van wederzijdse afhankelijkheid. De afwezigheid van moeder zal een nadelige invloed hebben op de kinderen. Anderzijds kan de meerderjarige dochter eiseres bijstaan in het naleven van de aanwijzingen van de artsen en zo bijdragen aan haar gezondheid en welzijn. Mocht verweerder toch toekomen aan overdracht aan Duitsland, dan verwacht eiseres daarbij problemen omdat de namen en overige gegevens van haar twee minderjarige kinderen die Nederland hanteert, niet overeenkomen met de gegevens die in Duitsland bekend zijn. Er is dus een risico dat de minderjarige kinderen bij overdracht van hun moeder gescheiden worden.
Standpunt van verweerder
8. Verweerder blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het bestreden besluit dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De situatie van eiseres is niet zodanig afwijkend of schrijnend dat hierop een uitzondering moet worden gemaakt. Het enkele feit dat haar asielaanvraag is afgewezen, maakt niet dat Duitsland zich niet houdt aan de op hem rustende internationale verplichtingen. Verweerder heeft geen reden gezien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, [1] op basis waarvan hij de asielaanvraag onverplicht aan zich kan trekken. Ook stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres de gestelde gezinsband niet heeft onderbouwd en dat ook van wederzijdse afhankelijkheid niet is gebleken. De medische documenten die later aan het dossier zijn toegevoegd, veranderen dit standpunt niet.
Oordeel rechtbank
9. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat daar in haar geval niet van kan worden uitgegaan. Eiseres is daarin niet geslaagd. Uit het feit dat haar asielaanvraag is afgewezen, terwijl haar advocaat in Duitsland haar had voorgespiegeld dat zij wel een vergunning zou krijgen, volgt niet dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
10. Eiseres heeft geen documenten overgelegd waaruit de familierechtelijke band met haar vier rechtmatig in Nederland verblijvende kinderen zou blijken. Ook is niet gesteld of gebleken dat de relatie met de ex-echtgenoot hersteld is. Dit gegeven alleen al is voldoende voor verweerder om geen toepassing te geven aan artikel 16 van de Dublinverordening. Bovendien onderbouwen de overgelegde medische stukken niet dat sprake is van (medische) afhankelijkheid. Uit de stukken blijkt niet concreet welke zorg eiseres van haar dochter nodig heeft en ook niet dat deze zorg niet door anderen zou kunnen worden geleverd. De gestelde afhankelijkheidsrelatie is dus niet voldoende (medisch) onderbouwd. Verweerder heeft ook terecht overwogen dat er in beginsel van uit mag worden gegaan dat sprake is van vergelijkbare medische voorzieningen in Duitsland en dat eiseres dus ook in Duitsland goed behandeld kan worden, indien dat noodzakelijk is. Ten slotte overweegt de rechtbank dat eiseres geen geschreven verklaringen van betrokkenen heeft overgelegd waaruit de wens van de in Nederland verblijvende familieleden blijkt om voor haar te zorgen. Dit is op grond van de Dublinverordening wel een voorwaarde voor de toepassing van artikel 16. [2]
11. Ten aanzien van de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening oordeelt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat eiseres zodanig afhankelijk is van haar (meerderjarige, rechtmatig in Nederland verblijvende) dochter, dat dit ertoe zou moeten leiden dat verweerder de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich zou moeten trekken. De wens van eiseres om bij haar dochter te blijven is begrijpelijk, maar verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Hierbij overweegt de rechtbank dat eiseres haar familierechtelijke banden niet heeft onderbouwd en dat onduidelijk is welke rol zij speelt in de levens van haar in Nederland verblijvende kinderen.
12. Ten slotte volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat er geen reden is om aan te nemen dat de verschillen in identiteitsgegevens van de kinderen van eiseres tussen Nederland en Duitsland bij de overdracht tot problemen zal leiden. Hierbij is van belang dat de gegevens van eiseres zelf in het door Nederland verzonden en door Duitsland geaccepteerde claimverzoek overeen komen. De alternatieve schrijfwijze van de naam van één van de dochters was in het uitgaande verzoek door Nederland al benoemd. Ten aanzien van deze dochter geldt bovendien dat er in Duitsland een andere geboortedatum bekend is, terwijl de andere dochter wel met dezelfde geboortedatum staat geregistreerd, maar onder een andere naam bekend is. In het geaccepteerde verzoek benoemt Duitsland echter ook de aliassen van de kinderen zoals ze in Nederland bekend zijn. De rechtbank voorziet daarom op voorhand geen problemen bij de overdracht.
13. Nu de aangevoerde gronden niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is, blijft dit in stand. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening.