ECLI:NL:RBDHA:2024:8670
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres, van Turkse nationaliteit, heeft eerder een asielaanvraag in Duitsland ingediend die is afgewezen. Ze vreesde voor uitzetting naar Turkije en heeft daarom in Nederland asiel aangevraagd. Tijdens de procedure verblijft zij bij haar ex-echtgenoot en kinderen in Nederland.
De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres voert aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in haar geval, gezien haar medische problemen en de familiebanden in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar situatie zo schrijnend is dat een uitzondering op het vertrouwensbeginsel gerechtvaardigd is. De rechtbank stelt vast dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de medische zorg in Duitsland onvoldoende zou zijn.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te worden genomen. De aangevoerde gronden leiden niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.