ECLI:NL:RBDHA:2024:8669
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 3 juni 2022, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de beslissing zonder zitting kan worden genomen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft op 1 november 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 20 maart 2023 is aangevangen, toen verweerder besloot dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De maximale beslistermijn van 21 maanden was op 3 maart 2024 verstreken, maar de ingebrekestelling was te vroeg ingediend. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen.
De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.