ECLI:NL:RBDHA:2024:8669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL23.36907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 3 juni 2022, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de beslissing zonder zitting kan worden genomen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft op 1 november 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 20 maart 2023 is aangevangen, toen verweerder besloot dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De maximale beslistermijn van 21 maanden was op 3 maart 2024 verstreken, maar de ingebrekestelling was te vroeg ingediend. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen.

De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36907

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 3 juni 2022.
2. De rechtbank doet uitspraak zonder het houden van een zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw geldt een uitzondering indien in het kader van de asielaanvraag wordt onderzocht of op grond van de Dublinverordening een andere lidstaat voor de behandeling van de aanvraag verantwoordelijk is. In zo’n geval vangt de beslistermijn van verweerder aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Hierbij mag de maximale termijn van 21 maanden die volgt uit artikel 35, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, niet worden overschreden.
5. Eiser heeft op 3 juni 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft in eerste instantie een andere lidstaat verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Op 20 maart 2023 heeft verweerder aan eiser bericht dat zijn asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Dat maakt dat verweerder vanaf 20 maart 2023 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat de termijn waarbinnen verweerder op eisers asielaanvraag moet beslissen op dat tijdstip is aangevangen.
6. Nadat eiser was toegelaten in de nationale procedure was inmiddels Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2022/22 van toepassing. De beslistermijn zou in dit geval daarom eindigen op 20 juni 2024. De maximale beslistermijn van 21 maanden vanaf de indiening van de asielaanvraag is echter al op 3 maart 2024 verstreken.
7. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Eiser heeft verweerder op 1 november 2023 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
8. Het beroep is in dit geval dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.