ECLI:NL:RBDHA:2024:8664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/09/649149 / FA RK 23-4271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Canadese beslissing inzake draagmoederschap en ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024 een beschikking gegeven inzake de erkenning van een Canadese beslissing met betrekking tot draagmoederschap en het ouderlijk gezag. Verzoekers, een echtpaar van het mannelijk geslacht, hebben in Canada een draagmoederschapstraject doorlopen en zijn op basis van een Canadese rechterlijke uitspraak erkend als de juridische ouders van hun kind, dat op [geboortedatum] 2023 in Ontario, Canada, is geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Canadese beslissing, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en het kind zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend. Dit houdt in dat verzoekers gezamenlijk het gezag over het kind hebben, zoals ook blijkt uit de Canadese geboorteakte en andere relevante documenten. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Canadese rechter bevestigd en geoordeeld dat er sprake is van behoorlijke rechtspleging in Canada. Tevens is vastgesteld dat de erkenning van de Canadese beslissing niet in strijd is met de openbare orde in Nederland. De rechtbank heeft de griffier gelast om deze beschikking aan het gezagsregister toe te voegen, zodat de juridische ouderschap van verzoekers wordt geregistreerd. De rechtbank heeft het verzoek om uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat de aard van de beslissingen zich daartegen verzet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4271
Zaaknummer: C/09/649149
Datum beschikking: 2 mei 2024
Beschikkingop het op 7 juni 2023 ingekomen en op 13 februari 2024 gewijzigd verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna afzonderlijk [verzoeker 1] of [verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk verzoekers of de wensouders,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A.C. Bouma te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 27 juni 2023 met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 8 augustus 2023 van de ambtenaar;
- de brief van 1 september 2023 van verzoekers;
- het F9-formulier van 26 september 2023 met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 13 oktober 2023 van de ambtenaar;
- de brief van 21 november 2023 van verzoekers;
- de brief van 22 december 2023 van de ambtenaar;
- de brief van 13 februari 2024 van verzoekers, houdende een gewijzigd verzoek;
- het rapport van 28 februari 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) met kenmerk: KZ-1-5QRJNDW.
- de brief van 2 april 2024 van de ambtenaar.
Op 4 april 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
verzoekers met hun advocaat en [naam 1] namens de Raad. De ambtenaar is niet verschenen. Het verzoek dat de rechtbank voor recht verklaart dat de Canadese geboorteakte van na te noemen minderjarige, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend, is ter zitting ingetrokken.
Na de zitting is op 10 april 2024 door verzoekers een F9-formulier met bijlage (een nadere verklaring van 4 april 2024 van dr. C. Librach, Medical Director, CreATE) overgelegd.

Verzoek

Het verzoek - zoals dat thans luidt- strekt ertoe dat de rechtbank:
  • voor recht verklaart dat de na te noemen beslissing van 7 maart 2023 van de Superior Court of Justice te Toronto, Ontario (Canada), waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen na te noemen minderjarige en de draagmoeder en haar echtgenoot ( [draagmoeder] en [naam 2] ) zijn beëindigd en de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en verzoekers zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend;
  • voor recht te verklaren dan wel te verstaan dat verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over na te noemen minderjarige,
een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders, beiden van het mannelijk geslacht, zijn op [trouwdatum] 2010 in Neder-Betuwe met elkaar getrouwd.
-De wensouders hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De wensouders kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- Voor een eiceldonatie van een bekende eiceldonatrice hebben de wensouders zich via een Canadese advocaat gewend tot het eiceldonor-agency “Egg Helpers”.
- Via “Egg Helpers” zijn de wensouders voorgesteld aan de eiceldonatrice [eiceldonatrice] . De wensouders en [eiceldonatrice] , die werd bijgestaan door advocaat Alex MacNab, hebben een eiceldonorovereenkomst gesloten die op 23 september 2021 is ondertekend door [eiceldonatrice] en op 29 september 2021 door de wensouders.
- Via een agency voor draagmoeders, “Platinum Surrogacy”, zijn de wensouders in contact gekomen met [draagmoeder] (hierna: de draagmoeder), die gehuwd is met [naam 2] . Zij hebben de Canadese nationaliteit.
- Met behulp van advocaat Rachel West hebben de wensouders en de draagmoeder, die werd bijgestaan door advocaat Michelle Flowerdale, op 5 mei 2022 een draagmoederschapscontract gesloten, waarin onder meer is opgenomen:

“52. The Surrogate and the Surrogate’s Husband agree that for all purposes including, without limitation, the purposes of legal parentage, and the exercise of parental authority for the Child:

  • a)
  • b)

53. The intended Parents agree that for all purposes including, without limitation, the purposes of legal parentage, and the exercise of parental authority for the Child:

(a) they voluntarily acknowledge that they are the only custodial parents of the Child;
(b) they hereby accept all parental authority, parental and custodial rights and obligations in respect of the Child normally incumbent on the parents.”
  • Uit de brief van 4 april 2024 van dr. C. Librach, Medical Director, CreATE Fertility Centre te Toronto volgt dat op 1 november 2021 met behulp van in-vitro fertilisatie (IVF) gebruikmakend van een eicel van [eiceldonatrice] en zaadcellen van [verzoeker 1] embryo’s zijn gecreëerd. Op 19 juni 2022 is één van de embryo’s succesvol in de draagmoeder [draagmoeder] teruggeplaatst. Dit heeft geresulteerd in een zwangerschap en een geboorte op [geboortedatum] 2023.
  • In de overgelegde beëdigde verklaring “DECLARATION – court hearing” van 10 maart 2023, verklaart de draagmoeder als volgt:
o
“That I have no objection against a court ruling, without a court hearing, on the request for sole custody en de request for adoption of[minderjarige]as filed by[verzoeker 1]and[verzoeker 2].
o
That I do not want to be heard by the court, if a court hearing will be scheduled;
o
That I will not be present at the Court, if a court hearing will be scheduled.”
- Op [geboortedatum] 2023 is de draagmoeder in [plaatsnaam] , Ontario (Canada) bevallen van [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
- De Superior Court of Justice te Ontario (Canada) heeft op 7 maart 2023 onder Court File Number FS-23-34707 (hierna ook: de Canadese beslissing), als volgt beslist:
(…)
1.
[minderjarige] (the “Child”) was born on [geboortedatum] , 2023 in [plaatsnaam] , Ontario, Canada;
2.
The Respondent, [draagmoeder] , was the surrogate for the Child (the “Surrogate”). The Respondent, [naam 2] , is the married spouse of the Surrogate (the “Spouse”). The Surrogate ant the Spouse have consented to this Application and to the relief set out herein in a form approved and accepted by this Court. This Court has received and accepted the evidence of the Surrogate and the Spouse that they have waived any parental rights to the Child which they have now of which they may acquire in the future;
3.
The Applicant, [verzoeker 1] , is the genetic father of the Child. An ova donor is genetically related to the Child. The Surrogate is not genetically related to the Child;
4.
The Applicants, [verzoeker 1] and [verzoeker 2] , have acknowledged via sworn evidence that they are committed to meeting, and that they will meet, the emotional and physical needs of the Child;
5.
This Application was made following the birth of the Child;
6.
Being satisfied that the Applicants have established, on a balance of probabilities, the genetic relationship between all parties and the Child; and
7.
Being satisfied on the evidence available to the Court that the best interests of the Child dictate that the other Applicant, [verzoeker 2] , should be recognized as the other legal parent of the Child.
Under the Children’s Law Reform Act, Section 13,
8.
It is declared that the Applicants, [verzoeker 1] and [verzoeker 2] , are the only parents of the Child, and that the Applicants [verzoeker 1] and [verzoeker 2] , are recognized for all purposes in law to be the only parents of the Child.
Under the Children’s Law Reform Act and the Courts of Justice Act,
9. It is declared that the Surrogate, [draagmoeder] , is not the mother or a legal parent of the Child; and
10. It is declared that the Spouse, [naam 2] , is not the father or a legal
parent of the Child.
Door de wensouders is een gelegaliseerd exemplaar van deze beslissing
overgelegd.
- Door de wensouders is een op 16 maart 2023 te Ontario, Canada, opgemaakte, gelegaliseerde geboorteakte met nummer [nummer 1] Certificate No. [nummer 2] van [minderjarige] overgelegd. Tevens is een Statement of Live Birth [nummer 3] opgemaakt op 16 maart 2023 door de Office of the Registrar General te Ontario overgelegd. Op beide documenten staan de wensouders als ouders van [minderjarige] vermeld.
- Op 22 maart 2023 is een Canadees paspoort voor [minderjarige] afgegeven.
- De wensouders verzorgen [minderjarige] en voeden haar sinds de geboorte op. Op 25 maart 2023 zijn de wensouders met [minderjarige] naar Nederland gegaan.
-Op 28 april 2023 hebben de wensouders [minderjarige] op hun adres ingeschreven in de Nederlandse basisregistratie personen (BRP).
- Uit een overgelegd rapport van DNA-onderzoek van Verilabs blijkt dat de waarschijnlijkheid van het vaderschap van [verzoeker 1] over [minderjarige] 99,99% is.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder en haar echtgenoot
De draagmoeder en haar echtgenoot kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Zij zijn in eerste instantie dan ook door de rechtbank opgeroepen. De rechtbank zal hen evenwel niet als belanghebbenden aanmerken. Dit gelet op voormelde vastgestelde feiten, waaronder het draagmoederschapscontract, waarin de draagmoeder en haar echtgenoot – samengevat – onder meer afstand doen van hun ouderlijke rechten en ook omdat – zoals hieronder nog zal blijken – het draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen, waarbij de belangen van – voor zover hier van belang – de draagmoeder in acht zijn genomen.
De rechtbank zal verdere oproeping daarom achterwege laten.
Rechtsgeldigheid Canadese beslissing
De rechtbank begrijpt dat met deze verzoeken wordt beoogd dat met een uitspraak van de rechtbank verzoekers als de juridische ouders van [minderjarige] kunnen worden geregistreerd in de BRP. Verzoekers verwijzen hierbij naar eerdere uitspraken van deze rechtbank, waarin deze zogenoemde ‘BRP-route’ is genomen.
Hoewel de ambtenaar in het verzoek zoals dat thans voorligt niet door de rechtbank als direct belanghebbend als bedoeld in artikel 798 Rv wordt beschouwd, heeft de rechtbank wel kennisgenomen van dat wat de ambtenaar in de onderhavige procedure schriftelijk heeft opgemerkt. Immers, de ambtenaar is ten aanzien van de oorspronkelijke verzoeken wel door de rechtbank als belanghebbend aangemerkt.
De ambtenaar heeft bij brief van 2 april 2024 schriftelijk meegedeeld dat toewijzing van het gewijzigde verzoek voldoende is om de juiste conclusies te kunnen trekken ten aanzien van het juridisch ouderschap van verzoekers. Toewijzing van het verzoek levert - volgens de ambtenaar - een brondocument op in de zin van artikel 2.8 lid 2 onder b Wet basisregistratie personen en is voldoende om tot een correcte registratie van de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [minderjarige] in de BRP te kunnen komen.
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat haar wordt gevraagd om te beoordelen of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke betrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend.
Toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot erkenning van een buitenlandse beslissing in Nederland, is Nederlands recht hierop van toepassing.
Erkenning Canadese beslissing
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke betrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend.
De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Canadese beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
Rechtsmacht Canadese rechter
Nu het draagmoederschap in Canada heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en haar echtgenoot daar wonen, acht de rechtbank aannemelijk dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond.
Behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging
Gelet op de inhoud van de Canadese beslissing en overige door verzoekers in het geding gebrachte stukken, is de rechtbank van oordeel dat in Canada sprake is geweest van een behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging voorafgaand aan de genomen beslissing.
In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Canadese beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Canadese beslissing als ouders van [minderjarige] zijn aangemerkt, dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van [minderjarige] , de draagmoeder en de eiceldonatrice voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken en dat wat op de zitting is besproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat het traject van draagmoederschap in Canada met waarborgen is omkleed en zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
Verzoekers hebben bij het realiseren van hun ouderschapswens voor het draagmoederschapstraject gebruikgemaakt van de eicel van een bekende eiceldonatrice waarmee zij een overeenkomst zijn aangegaan. Uit de overeenkomst blijkt dat de eiceldonatrice juridisch en medisch advies heeft gehad over onder andere de medische, psychologische en financiële risico’s van het traject. Uit de schriftelijke verklaring van 4 april 2024 van dr. C. Librach, Medical Director, CreATe Fertility Centre te Toronto, blijkt – zoals verzoekers ook stellen – dat de gebruikte eicel afkomstig is van [eiceldonatrice] . [minderjarige] kan in de toekomst, indien zij dit wil, contact zoeken met de eiceldonatrice. In de overeenkomst staat vermeld dat de eiceldonatrice ervoor openstaat dat [minderjarige] , wanneer zij dat wil, contact met haar mag opnemen en dat verzoekers en zij hun contactgegevens aan elkaar zullen blijven actualiseren. Op dit moment hebben de wensouders een goed contact met [eiceldonatrice] .
Met de draagmoeder hebben verzoekers een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld en ondertekend. Ook met de draagmoeder en haar gezin hebben verzoekers goed contact, zowel via WhatsApp als door meerdere bezoeken. Verder hebben de wensouders en de draagmoeder in Canada onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat en hebben zij gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand. Voor de draagmoeder was eveneens medische zorg geregeld.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontstaansgeschiedenis van [minderjarige] op termijn voor haar volledig is te achterhalen en dat zij te zijner tijd in contact kan komen met de eiceldonatrice en de draagmoeder.
Daarnaast is gebleken dat het juridisch ouderschap van verzoekers is vastgesteld op grond van de Canadese beslissing, een en ander in overeenstemming met de wetgeving van Canada. De rechtbank kwalificeert de Canadese beslissing als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder, een ontkenning van het vaderschap van haar echtgenoot en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers. Op basis hiervan is een geboortecertificaat opgemaakt waarop de wensouders als de juridische ouders van [minderjarige] zijn geregistreerd. Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder, uit wie het kind geboren is - de ‘geboortemoeder’ -, kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Ook overigens is niet van onverenigbaarheid gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Canadese beslissing ten aanzien van [minderjarige] , waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders zijn vastgesteld, voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij door erkenning van de Canadese beslissing handelt naar wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de Canadese beslissing wordt de juridische band van verzoekers met [minderjarige] erkend. De rechtbank overweegt hierbij dat met de erkenning van de Canadese beslissing wordt voorkomen dat [minderjarige] in verschillende landen een afwijkende afstammingsstatus heeft.
Uit het voorgaande volgt dan ook dat het verzoek om te bepalen dat de Canadese beslissing in Nederland kan worden erkend, wordt toegewezen.
Deze beschikking levert een brondocument op voor inschrijving in de BRP. Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [minderjarige] in de BRP geregistreerd.
Aantekening in het gezagsregister
Verzoekers verzoeken - zo de rechtbank begrijpt - te gelasten een aantekening te laten maken in het gezagsregister waaruit blijkt dat beide verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Toepasselijk recht
De Nederlandse rechter is op grond van Nederlands recht bevoegd om te beoordelen of er van rechtswege ouderlijke verantwoordelijkheid van verzoekers over [minderjarige] is ontstaan, omdat [minderjarige] de gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
Verzoekers zijn op grond van de Canadese beslissing vanaf de geboorte de juridische ouders – met gezag – van [minderjarige] . Die rechtsrelatie tussen verzoekers en [minderjarige] kan in Nederland worden erkend. Daarmee hebben zij zowel naar het recht van Canada als naar Nederlands recht gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
De rechtbank zal dan ook de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van voormelde beslissing en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.
Uitvoerbaar bij voorraad
Ten aanzien van de te nemen beslissingen geldt dat de aard van deze beslissingen zich verzet tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beslissingen. Dit maakt dat de rechtbank de verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat de beslissing van de Superior Court of Justice te Ontario (Canada) van 7 maart 2023, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [plaatsnaam] , Ontario, (Canada), zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland worden erkend;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van de Superior Court of Justice te Ontario (Canada) van 7 maart 2023 en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers belast zijn met het gezamenlijk gezag over voornoemd kind;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.G. de Boer, A.M.M. Vingerling en
K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door V. van den Hoed Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2024.