ECLI:NL:RBDHA:2024:8652
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor vervolging en discriminatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische man geboren op [geboortedag] 1982, heeft op 11 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Hij stelt dat hij Somalië heeft verlaten vanwege bedreigingen van zijn zwager, die hij beschuldigt van de moord op zijn broer. Eiser vreest voor zijn leven en ondervindt discriminatie als lid van een minderheidsstam. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn verklaringen inconsistent zijn.
De rechtbank heeft de zaak op 2 mei 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Somalië te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank wijst erop dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn verhaal ondersteunen en dat zijn verklaringen vaag en tegenstrijdig zijn. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat de gestelde discriminatie niet voldoende zwaarwegend is om asiel te verlenen.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.