ECLI:NL:RBDHA:2024:8571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling
In de zaak tussen [naam], verzoekster, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 mei 2024 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.18010, behandeld. In die zaak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, wat betekent dat verzoekster niet aan Frankrijk mag worden overgedragen. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geen extra vergoeding toegekend voor het verschijnen ter zitting, omdat deze al in de beroepszaak was toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.