ECLI:NL:RBDHA:2024:8566
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming omtrent omgevingsvergunning voor kiosk en de ontvankelijkheid van bezwaar
Op 10 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een verzoek ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een permanente kiosk op een perceel dat eigendom is van de gemeente Den Haag. Het college heeft dit verzoek buiten behandeling gesteld, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende is. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 april 2024 behandeld. De rechtbank overweegt dat het verzoek om een vergunning in beginsel wordt verondersteld door de indiener als belanghebbende te worden ingediend, tenzij het verzoek betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn. In dit geval is het onbetwist dat de grond waar de kiosk zou komen, eigendom is van de gemeente en dat er geen huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen eiser en de gemeente. Hierdoor kan eiser niet als belanghebbende worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiser om een omgevingsvergunning niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het besluit van het college van 23 maart 2023, omdat het college het bezwaar van eiser ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld in plaats van het niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.