ECLI:NL:RBDHA:2024:8540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665499 / JE RK 24-817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008 op Curaçao. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling, maar wel correct was opgeroepen. De minderjarige verblijft momenteel bij Jeugdformaat, maar er zijn ernstige zorgen over haar ontwikkeling, waaronder ongrijpbaar gedrag, onvoldoende schoolgang en een gebrek aan sociale contacten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat lijkt om de verantwoordelijkheden van de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, wat de noodzaak van een jeugdbeschermer en de ondertoezichtstelling onderstreept. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en het contact met de moeder te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/665499 / JE RK 24-817
Datum uitspraak: 24 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 op Curaçao,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.S. Odink te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 mei 2024;
  • de brief van [minderjarige] , ontvangen op 22 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft feitelijk bij Jeugdformaat.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft – samengevat en zakelijk weergegeven – het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is op 23 mei 2023 geplaatst bij een voorziening van Jeugdformaat. Sindsdien lijkt haar ontwikkeling stil te staan. [minderjarige] trekt zich terug, vertoont ongrijpbaar gedrag, volgt met onvoldoende regelmaat onderwijs, komt nauwelijks buiten en heeft geen sociale contacten. Daarnaast is bij [minderjarige] sprake van taalverwerkingsproblematiek, waardoor zij moeite heeft met het verwoorden van haar gedachten en gevoelens. Daar komt bij dat [minderjarige] zich mogelijk afgewezen voelt door de moeder, omdat zij drie weken naar Curaçao is gegaan en [minderjarige] heeft achtergelaten. De band tussen [minderjarige] en de moeder is hierdoor onder druk komen te staan. [minderjarige] ervaart momenteel onzekerheid en onduidelijkheid over haar woonperspectief. Door een incident op de groep met (fysiek) onveilig gedrag van [minderjarige] , zal zij op termijn weg moeten bij Jeugdformaat. Er is tot op heden geen vervolgplek voor haar gevonden, omdat de expertise die nodig is om haar gedrag te begeleiden vaak ontbreekt. Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat er nu wordt gekeken naar een driemilieuvoorziening. De Raad meent dat de moeder niet in lijkt te kunnen of willen zien dat zij verantwoordelijkheden draagt voor [minderjarige] als gezaghebbende ouder, ook nu zij bij Jeugdformaat verblijft. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer de regie krijgt en erop kan toezien dat er een vervolgplek voor [minderjarige] wordt gevonden en de benodigde hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast dient te worden gekeken hoe de band tussen de moeder en [minderjarige] kan worden hersteld. Gelet op het voorgaande acht de Raad een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De advocaat heeft aangegeven dat de moeder hoopt dat het beter zal gaan met [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] . Deze zorgen zijn met name gelegen in het feit dat de ontwikkeling van [minderjarige] gestagneerd is, zij ongrijpbaar gedrag vertoond, onvoldoende naar school gaat en geen sociale contacten onderhoudt. Daar komt bij dat [minderjarige] taalverwerkingsproblematiek heeft, waardoor zij haar angsten en onzekerheden niet kan verwoorden en deze slechts kan uiten in boosheid en frustratie. Verder is het zorgelijk dat de band tussen [minderjarige] en de moeder onder druk is komen te staan en dat er op dit moment nauwelijks contact is tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] en daarom is het van cruciaal belang dat het contact met de moeder wordt hersteld. [minderjarige] is al langere tijd uithuisgeplaatst en sinds mei 2023 verblijft zij in een voorziening van Jeugdformaat. Door een incident bij Jeugdformaat, kan [minderjarige] hier niet blijven en moet er een vervolgplek voor [minderjarige] worden gevonden. Op dit moment is deze vervolgplek nog niet gevonden. De kinderrechter ziet dat op dit moment een terugplaatsing bij de moeder geen optie is. De moeder lijkt op dit moment niet in staat of bereid om de verantwoordelijkheden van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt. De jeugdbeschermer kan erop toezien dat er diagnostiek wordt uitgevoerd bij [minderjarige] en de benodigde hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt over een vervolgplek, gezien de onzekerheid en onduidelijkheid die zij daarover ervaart. Ook moet worden gekeken of het contact tussen [minderjarige] en de moeder kan worden hersteld, en of de moeder – op termijn – een grotere rol kan gaan spelen in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Gelet op de forse zorgen en de stappen die de komende tijd moeten worden gezet, is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van [minderjarige] . De kinderrechter zal de verzoeken dan ook toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 24 mei 2024 tot 24 mei 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 24 mei 2024 tot 24 november 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 3 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.