In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008 op Curaçao. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling, maar wel correct was opgeroepen. De minderjarige verblijft momenteel bij Jeugdformaat, maar er zijn ernstige zorgen over haar ontwikkeling, waaronder ongrijpbaar gedrag, onvoldoende schoolgang en een gebrek aan sociale contacten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat lijkt om de verantwoordelijkheden van de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, wat de noodzaak van een jeugdbeschermer en de ondertoezichtstelling onderstreept. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en het contact met de moeder te herstellen.