In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter had eerder op 16 mei 2024 een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke uithuisplaatsing van de minderjarige, die in verband met ernstige zorgen over zijn psychische toestand was opgenomen in het ziekenhuis na een suïcidepoging. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2024 waren de ouders van de minderjarige aanwezig, die instemden met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet meer thuis wil wonen en dat er een verstoorde relatie met de ouders is. De kinderrechter oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en verleende de machtiging met ingang van 29 mei 2024 tot 26 oktober 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 juni 2024.