In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, afkomstig uit Pakistan, heeft op 17 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 24 mei 2023 is afgewezen. De rechtbank heeft op 7 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bescherming kan krijgen in Pakistan, ondanks dat verweerder heeft erkend dat eiser in het verleden is blootgesteld aan ernstige schade. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht, en vernietigt het bestreden besluit. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten vastgesteld op € 1.750,-. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met deze uitspraak.