In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 mei 2024, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard en is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiseres, die stelt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben, had een asielaanvraag ingediend en kreeg op 24 april 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het tijdig indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening door eiseres niet betekent dat de grensdetentie opgeheven moest worden. De rechtbank oordeelt dat het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat verweerder geen aanleiding had om een lichter middel toe te passen. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar claim dat zij niet geschikt was voor detentie, en de rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.