ECLI:NL:RBDHA:2024:8531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
NL24.19896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 mei 2024, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard en is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiseres, die stelt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben, had een asielaanvraag ingediend en kreeg op 24 april 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het tijdig indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening door eiseres niet betekent dat de grensdetentie opgeheven moest worden. De rechtbank oordeelt dat het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat verweerder geen aanleiding had om een lichter middel toe te passen. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar claim dat zij niet geschikt was voor detentie, en de rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19896

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: E.P.C. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is ook een verzoek om
toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Singh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden om eiseres in de gelegenheid te stellen om te reageren op een stuk dat verweerder ten tijde van de zitting heeft geüpload in het dossier. Eiseres heeft hier dezelfde dag op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 22 mei 2024 gesloten.

Het oordeel van de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het opleggen en voortduren van de
vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is. De rechtbank is van oordeel dat dat het
geval is en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wat betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
2. Eiseres stelt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1971. Zij is vanuit Johannesburg via Nairobi en Schiphol naar Dublin gevlogen, waarna zij weer naar Nederland is gevlogen. Eiseres verklaart in het bezit te zijn van een gekocht Zuid-Afrikaans paspoort. Verweerder gaat uit van de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Bij aankomst in Nederland heeft zij op 24 april 2024 een asielaanvraag ingediend. Aan haar is dezelfde dag de toegang tot Nederland geweigerd en de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd.
3. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
Had verweerder vanwege het door eiseres in de bodemprocedure ingediende verzoek om een voorlopige voorziening de maatregel moeten opheffen?
4. Eiseres voert aan dat verweerder de vrijheidsontnemende maatregel had moeten opheffen omdat zij een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend in afwachting van de behandeling van haar beroepszaak in haar asielprocedure. Op pagina 7 onder de rechtsmiddelenclausule van de afwijzende beschikking van haar asielaanvraag staat duidelijk dat eiseres, indien zij tijdig een verzoek om een voorlopige voorziening indient, de behandeling van het beroep in Nederland in vrijheid mag afwachten. In dat verband doet eiseres ook een beroep op het vertrouwensbeginsel omdat deze toezegging door hetzelfde bestuursorgaan is gedaan.
4.1
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres met het tijdig indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van haar asielprocedure niet is gehouden om de grensdetentie van eiseres op te heffen. Hoewel in de rechtsmiddelenclausule van de afwijzende asielbeschikking van eiseres staat dat zij bij het tijdig indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening de behandeling van deze voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten, betekent dit niet dat verweerder het grensbewakingsbelang hoeft prijs te geven. Met die tekst wordt bedoeld dat eiseres niet uit Nederland wordt verwijderd of hoeft te vertrekken zolang niet op het verzoek om een voorlopige voorziening wordt beslist. Dit blijkt ook uit de afwijzende asielbeschikking zelf, waarbij verweerder onder punt 5 op pagina 4 uitdrukkelijk heeft aangegeven dat er geen aanleiding wordt gezien om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen. Verweerder heeft daarbij ter zitting uitgelegd dat eiseres weliswaar de toegang tot Nederland is geweigerd maar dat daarbij sprake is van een juridische fictie: zij bevindt zich immers wel in detentie op Nederlands grondgebied. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Om deze reden kan het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel ook niet slagen. De beroepsgronden slagen niet.
Heeft verweerder aanleiding moeten zien om een lichter middel toe te passen?
5. Eiseres voert aan dat zij niet geschikt is voor detentie en dat verweerder aanleiding had moeten zien om een lichter middel toe te passen vanwege haar gezondheid. Daarbij wijst de gemachtigde van eiseres er ter zitting op dat eiseres zeer geëmotioneerd is.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de omstandigheden van eiseres geen
aanleiding heeft hoeven zien om een lichter middel toe te passen. Eiseres heeft geen medische onderbouwing gegeven voor haar medische omstandigheden. Hoewel begrijpelijk is dat eiseres ter zitting geëmotioneerd was over het feit dat zij in detentie zit, is dit op zichzelf geen reden om de maatregel onevenredig bezwarend te achten. Zoals verweerder terecht stelt, is aan eiseres voorafgaand aan het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel gevraagd naar haar medische omstandigheden. De medische omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd zijn kenbaar door verweerder in de besluitvorming betrokken. Niet is gebleken dat eiseres detentieongeschikt is. Eiseres heeft daarnaast zelf in het proces-verbaal aanvraag asiel van 24 april 2024 verklaard geen bezwaren te hebben om in een gesloten kamp te zitten als het maar veilig is. Weliswaar heeft verweerder ter zitting aangegeven dat er een calamiteiten melding is met betrekking tot een incident op 4 mei 2024 in verband met suïcide dreiging, maar daarvan is de medische dienst op het detentiecentrum op de hoogte gesteld en bij de situatie betrokken. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit voor verweerder geen aanleiding heeft hoeven zijn om een lichter middel toe te passen. Verweerder heeft terecht in de maatregel overwogen dat in het detentiecentrum 24 uur per dag medische voorzieningen aanwezig zijn.
Daar komt bij dat het grensbewakingsbelang niet kan worden veiliggesteld door het opleggen van een minder dwingende maatregel. Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] vergt het grensbewakingsbelang in beginsel steeds het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel, omdat een minder dwingende maatregel tot gevolg heeft dat toegang tot Nederland wordt verkregen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder dit belang had moeten prijsgeven en een lichter middel had moeten toepassen. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Is de vrijheidsontnemende maatregel om een andere reden onrechtmatig?
6. De rechtbank is ambtshalve ook niet gebleken dat de vrijheidsontnemende
maatregel onrechtmatig aan eiseres is opgelegd.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om
schadevergoeding af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6799.