Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft als taxichauffeur gewerkt en beschikte daartoe over een chauffeurskaart. Verweerder heeft eiser verzocht om een nieuwe VOG over te leggen, nadat hij in het kader van de continue screeningeen melding had ontvangen dat eiser recentelijk met justitie in aanraking is gekomen. Eiser heeft vervolgens op 14 april 2023 een VOG aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
3. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd:
- Bij strafbeschikking van 8 mei 2023 is aan eiser een geldboete van € 400,- opgelegd wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van een verkeersregelaar (artikel 82, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990);
- Eiser is op 21 september 2022 in eerste aanleg veroordeeld wegens mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (artikel 300, eerste lid, jo artikel 304, eerste lid, aanhef en onder sub 3, van het Wetboek van Strafrecht), twee gevallen van mishandeling (artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht), het verlaten van de plaats na een aanrijding (artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wegenverkeerswet 1994), poging tot zware mishandeling (artikel 302, eerste lid, jo artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) en het als bestuurder geen medewerking verlenen aan een verplicht bloedonderzoek (artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994). Eiser heeft voor deze feiten een taakstraf opgelegd gekregen voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden. Daarbij moet eiser een schadevergoeding betalen van € 1.048,03,-. Eiser heeft tegen deze uitspraak op 3 oktober 2022 hoger beroep ingesteld;
- Eiser is op 2 juli 2022 met justitie in aanraking gekomen wegens het rijden met een ingevorderd of nog niet teruggegeven rijbewijs (artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994). Deze zaak staat nog open;
- Bij strafbeschikking van 25 oktober 2021 is aan eiser een geldboete van € 250,- opgelegd wegens het geen gevolg geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden (artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990);
- Bij strafbeschikking van 17 januari 2020 is aan eiser een geldboete van € 360,- opgelegd wegens het niet gebruiken van de chauffeurskaart ten behoeve van een deugdelijke registratie van de gegevens (artikel 81, vijfde lid, van het Besluit personenvervoer 2000).
Omdat verweerder binnen de terugkijktermijn van vijf jaren tenminste één strafbaar feit heeft gevonden, heeft hij ook gekeken naar strafbare feiten die eiser heeft gepleegd buiten deze termijn. Buiten de terugkijktermijn vond verweerder strafbare feiten van 2006 tot en met 2017 voor meerdere fraudedelicten, verkeersdelicten, overtreding van de Wet personenvervoer, geweld en belediging. Alle aangetroffen strafbare feiten vormen volgens verweerder, indien herhaald, een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. Verder vindt verweerder dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van eiser bij de afgifte van de VOG.
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Ten aanzien van het objectieve criterium betwist eiser de stelling van verweerder dat er een reëel risico bestaat voor het welzijn van zijn passagiers. Zo hebben de feiten waarvoor hij op 21 september 2022 door de politierechter is veroordeeld plaatsgevonden in de privésfeer. Bij de beoordeling van een aanvraag van een VOG moeten gedragingen die zijn verricht in de privésfeer echter worden onderscheiden van gedragingen die zijn verricht tijdens de beroepsuitoefening. In dat kader stelt eiser dat hij nooit gewelddadig naar zijn klanten is geweest. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er sprake zou zijn van een risico dat hij oneerlijk zal gaan concurreren of zich niet zal gaan houden aan opdrachten van ambtenaren in functie. Bovendien had verweerder niet mogen uitgaan van de bewezenverklaarde feiten uit het vonnis van 21 september 2022 van de politierechter. Eiser heeft tegen het vonnis immers hoger beroep ingesteld, waardoor de zaak nog open staat. Eiser betwist nadrukkelijk de in het vonnis bewezenverklaarde feiten te hebben gepleegd.
6. Ten aanzien van het subjectieve criterium stelt eiser dat hij zijn werkzaamheden als taxichauffeur altijd naar behoren heeft uitgevoerd en de verstandhouding met zijn klanten altijd goed is geweest. Dit laatste blijkt uit een lijst met positieve referenties. Ook de directeur van een taxibedrijf heeft hem positief beoordeeld. Dat de geweldsdelicten hebben plaatsgevonden in de privésfeer en eiser nooit gewelddadig is geweest in zijn functie als taxichauffeur zijn ook omstandigheden die bij de beoordeling van het subjectieve criterium moeten worden meegewogen. Verder heeft de reclassering op 15 september 2022 een rapport over eiser uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat hij op de goede weg is. De omstandigheden die hebben geleid tot de door hem gepleegde strafbare feiten zijn niet meer in dezelfde mate aanwezig. Bovendien hebben deze feiten zich afgespeeld in een zeer kort tijdsbestek. Er kan dan ook niet worden gesteld dat eiser zich gedurende een langere periode niet heeft kunnen beheersen. Verder wijst eiser erop dat hem op 1 augustus 2022 wél een VOG is verleend. Nu de feiten en omstandigheden sindsdien niet zijn veranderd, is het onbegrijpelijk dat verweerder nu niet tot verlening van de VOG over is gegaan. Tot slot stelt eiser dat hij door het ontbreken van een VOG zijn beroep als taxichauffeur niet meer kan uitoefenen. Ook zal zijn eigen bedrijf noodgedwongen moeten worden beëindigd. Gelet op het voorgaande zijn de gevolgen van de weigering hem een VOG te verstrekken dan ook onevenredig tot de met het besluit te dienen doelen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De beoordeling of aan het objectieve criterium wordt voldaan, houdt een objectieve toets in. Verweerder moet bezien of de gepleegde (relevante) feiten, op zichzelf en los van de persoon van de aanvrager, een behoorlijke uitoefening van de beoogde functie zouden verhinderen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit afdoende heeft gemotiveerd waarom de door eiser gepleegde delicten in de weg staan aan afgifte van de VOG. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de door eiser gepleegde geweldsdelicten, indien herhaald in de functie van taxichauffeur, een risico opleveren voor het welzijn en de veiligheid van zijn passagiers en andere weggebruikers. Dat de geweldsdelicten hebben plaatsgevonden in de privésfeer is bij de beoordeling van het objectieve criterium niet relevant.Verder blijkt uit de aangetroffen justitiële gegevens dat eiser heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een verplicht bloedonderzoek en hij een aanwijzing van een ambtenaar niet heeft opgevolgd. Hieruit mocht verweerder afleiden dat er een risico bestaat dat eiser zich niet zal gaan houden aan opdrachten van een ambtenaar in functie. Verder heeft verweerder door te verwijzen naar de opgelegde strafbeschikking wegens het rijden zonder chauffeurskaart afdoende onderbouwd dat er een risico bestaat op oneerlijke concurrentie. Het betoog van eiser dat verweerder het vonnis van 21 september 2022 niet aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag mocht leggen, omdat de zaak gelet op het ingestelde hoger beroep nog open staat, slaagt niet. In de Beleidsregels wordt immers nadrukkelijk gesteld dat alle justitiële gegevens die binnen de gehanteerde terugkijktermijn worden aangetroffen, kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de VOG-aanvraag. Dat is slechts anders indien er sprake is van een onherroepelijke vrijspraak.Daarvan is in het geval van eiser echter geen sprake.
8. Nu moet worden aangenomen dat aan het objectieve criterium is voldaan, was verweerder in zoverre gehouden de VOG te weigeren. De vraag die voorligt is of verweerder op grond van de omstandigheden van het geval toch de gevraagde VOG had moeten verstrekken. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium betrekt verweerder in ieder geval de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
8.1.De rechtbank stelt voorop dat verweerder sinds de VOG-aanvraag van eiser van 1 augustus 2022 twee nieuwe mutaties heeft doorgekregen in het JDS. Het gaat hierbij om de veroordeling van eiser in eerste aanleg voor meerdere (gewelds)delicten van 21 september 2022 en het opleggen van de strafbeschikking van 8 mei 2023 wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van een verkeersregelaar. Zoals al is overwogen onder rechtsoverweging 7, mocht verweerder de veroordeling van eiser van 21 september 2022 bij de beoordeling van zijn aanvraag betrekken. Gelet op het voorgaande kan de stelling van eiser dat de feiten en omstandigheden ten tijde van de aanvraag niet zijn veranderd ten opzichte van de vorige VOG-aanvraag van 2 augustus 2022, alleen daarom al niet worden gevolgd.
8.2.Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de oplegging van de strafbeschikking van 8 mei 2023 te recent is om te kunnen vaststellen dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Verweerder heeft daarbij eveneens mogen betrekken dat voor de veroordeling van 21 september 2022 een proeftijd voor de duur van twee jaar is opgelegd met voorwaarden als een meldplicht en een verplichte ambulante behandeling. Ook de door eiser gepleegde delicten die buiten de terugkijktermijn zijn gevonden, mochten door verweerder worden meegewogen.Ten aanzien van voornoemde aangetroffen strafbare feiten heeft verweerder terecht opgemerkt dat deze bij uitstek niet te verenigen zijn met het doel van de aanvraag. Verweerder heeft bij de belangenafweging geen gewicht hoeven toekennen aan het door eiser ingebrachte rapport van de reclassering, nu daaruit blijkt dat eiser een behandeling nodig heeft en niet is gebleken dat hij deze al heeft afgerond. De omstandigheden dat hij zijn werkzaamheden als taxichauffeur altijd naar behoren heeft uitgevoerd en geliefd is bij zijn klanten doen evenmin af aan het aanwezige recidivegevaar.
8.3.Daarbij blijkt uit de strafopleggingen dat de gepleegde delicten eiser niet licht zijn aangerekend. Zo blijkt uit het vonnis van 21 september 2021 dat eiser onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd heeft gekregen, zijn bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig is ontzegd voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en hij een taakstraf opgelegd heeft gekregen voor de duur van 180 uren. Verweerder heeft hier een zwaarwegend gewicht aan mogen toekennen. Overigens blijkt uit ditzelfde vonnis dat eiser zich zowel op 8 juni 2022 als op 30 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De stelling van eiser dat er geen sprake is geweest van een situatie waarbij hij zich een langere periode niet heeft kunnen beheersen, kan daarom ook niet worden gevolgd.
8.4.Verder heeft verweerder gekeken naar de door eiser gestelde gevolgen die de weigering van de VOG voor hem heeft, namelijk dat hij niet meer als taxichauffeur kan werken en hij hierdoor in de financiële problemen kan komen. In het verweerschrift heeft verweerder opgemerkt dat gelet op zijn huidige baan bij een zonnepanelenbedrijf niet direct kan worden ingezien dat eiser in financiële moeilijkheden komt door het afwijzen van een VOG. Verder heeft verweerder erop gewezen dat het niet zo is dat eiser nooit meer in aanmerking komt voor een VOG in deze branche. Nu eiser deze stellingen niet verder heeft betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid daarvan. Verweerder heeft zich daarmee voldoende rekenschap gegeven van de gevolgen die het besluit tot weigering van de VOG voor eiser heeft en zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat deze niet onevenredig zijn aan de met het besluit te dienen doelen.
8.5Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser bij toewijzing van de VOG. Verweerder heeft van eiser mogen verlangen dat hij over een langere periode laat zien dat hij zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.