3.4.Bewijsoverwegingen
Rechtmatigheid van de aanhouding
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat er sprake is van een onrechtmatige aanhouding, waardoor een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek zou hebben plaatsgevonden. Op 29 december 2023 heeft de officier van justitie toestemming gegeven voor de aanhouding buiten heterdaad van [naam 7] , een van verdachtes broers. De aanleiding daarvoor was gelegen in de omstandigheid dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] gebruik had gemaakt van basisstations in de directe omgeving van twee van de plaatsen delict, genoemd bij dagvaarding I. Dat telefoonnummer stond op naam van een vrouw die samen een kind heeft met [naam 7] . Verder vertoonde de RDW-foto van [naam 7] gelijkenissen in ogen en wenkbrauwen met de verdachte van de overvallen. Om die reden bestond bij de politie het vermoeden dat [naam 7] de gebruiker was van telefoonnummer + [telefoonnummer] en bij de overvallen betrokken was. De politie heeft de woning, waar het mobiele toestel dat gebruik maakte van telefoonnummer + [telefoonnummer] zich begaf, betreden teneinde [naam 7] aan te houden. Eenmaal in de woning bleken drie personen qua uiterlijk sterke gelijkenissen te vertonen met [naam 7] . Een van hen identificeerde zich als de verdachte, maar de andere twee personen deden of ze de politie niet konden verstaan en identificeerden zich niet. Daardoor kon de politie niet met zekerheid vaststellen of één van deze personen wel of niet [naam 7] was. Omdat de vingerafdrukken van de drie personen met behulp van een database op het politiebureau vergeleken konden worden met die van [naam 7] stond de politie voor de keuze om alle drie de mannen aan te houden en mee te nemen naar het bureau voor de verificatie van de vingerafdrukken, of om niemand aan te houden ondanks de sterke gelijkenis met de gezochte persoon en ondanks het feit dat de gezochte telefoon ook op dat adres aanwezig was. Gelet op de omstandigheden waaronder drie gelijkende mannen zijn aangetroffen, konden zij naar het oordeel van de rechtbank alledrie beschouwd worden als mogelijk te zijn [naam 7] , en konden zij dus alledrie rechtmatig worden aangehouden. Gelet op het belang om de verdachte van meerdere overvallen op tankstations aan te houden in plaats van hem gelegenheid te geven te ontkomen, en gelet op het gegeven dat kort na aankomst op het bureau duidelijkheid zou ontstaan, voldoet de beslissing om alle drie de mannen mee te nemen bovendien aan redelijke eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Eens te meer komt de verdachte geen beroep toe op de onrechtmatigheid van zijn aanhouding, omdat het in feite de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer] was die de politie zocht, terwijl abusievelijk [naam 7] als zodanig was aangemerkt. Dat kwam doordat de verdachte, die de daadwerkelijke gebruiker van dat nummer was, de telefoon had laten registeren op de naam van de vriendin van [naam 7] . Dat werd voor de politie duidelijk toen bleek dat het mobiele toestel dat gebruik maakte van het telefoonnummer + [telefoonnummer] zich tegelijkertijd met de verdachte naar het politiebureau verplaatste. Oftewel, de politie had de persoon die zij zocht aangehouden, maar had daar mede door toedoen van de verdachte zelf een onjuiste naam aan gekoppeld. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat als er al sprake zou zijn geweest van een onrechtmatige aanhouding, en dus een vormverzuim, dit vrijwel direct is hersteld doordat de officier van justitie kort na de aanhouding van de verdachte alsnog toestemming heeft gegeven voor die aanhouding.
De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek, zodat geen aanleiding bestaat om over te gaan tot bewijsuitsluiting.
Eén dader, de modus operandi en schakelbewijs
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de zes ten laste gelegde feiten niet door één dader zijn gepleegd. De rechtbank volgt de raadsman niet in dat standpunt. Uit de aangiften en camerabeelden volgt dat de dader steeds een specifieke modus operandi hanteerde. Deze modus operandi is in alle zes zaken dezelfde. De dader komt telkens met een telefoon in de rechterhand een tankstation binnen en toont dan bij het raam van het kassacompartiment het beeldscherm van die mobiele telefoon, met daarop een getypte tekst, aan de medewerkers van de tankstations. Die tekst moet dan duidelijk maken dat een overval plaatsvindt, en dat er geld gegeven moet worden, en dan wordt een plastic tas in de lade naar de kassamedewerker gedaan, kennelijk bedoeld om het geld in te doen. Op het beeldscherm of mondeling wordt daaraan dan in de meeste gevallen nog toegevoegd dat de dader een vuurwapen heeft en/of dat hij weet waar de kassamedewerker woont. Dat mogelijk niet iedere keer precies dezelfde mobiele telefoon is gebruikt, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet niet aan die werkwijze af.
Naast de specifieke modus operandi, komen meerdere uiterlijke kenmerken van de dader met elkaar overeen. De dader heeft telkens een licht getinte huid en donkere wenkbrauwen. Ook het postuur van de dader lijkt telkens hetzelfde, met uitzondering van de bij dagvaarding I onder feit 4 ten laste gelegde poging, waar de dader een voller postuur lijkt te hebben. Dit kan echter een vertekend beeld zijn, bijvoorbeeld door mogelijk extra kleding, zoals een extra jas die de dader toen onder zijn jas aanhad. De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat er veel verschillen bestaan in de beschrijvingen van de verdachte door getuigen en verbalisanten. Hoewel er inderdaad verschillen bestaan in de verschillende beschrijvingen, neemt dat niet weg dat de signalementen naar het oordeel van de rechtbank telkens op hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. Voorts bestaan er ook nog overeenkomsten tussen de kledingstukken van de dader. Zo draagt de dader dezelfde soort jas ten tijde van de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, heeft hij dezelfde soort trainingsbroek aan ten tijde van de bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II ten laste gelegde feiten Ook draagt hij bij alle ten laste gelegde feiten gezichtsbedekking, meestal een bivakmuts. Op de telefoon van de verdachte zijn opvallend veel selfies aangetroffen van de verdachte met een bivakmuts op. De verklaring ter terechtzitting dat hij die altijd op heeft bij het karten wordt niet ondersteund door vaststellingen door de politie dat rond de selfies ook foto’s van het karten in het fotoalbum op de telefoon zitten. Tot slot heeft de aangever van het bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde feit verklaard dat hij de dader herkende van de foto van de dader van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit. Dat gaat in beide gevallen om een poging tot een overval op het tankstation Total Energies aan [adres 3] te Leiden, slechts drie dagen na elkaar.
Telefoongegevens
De verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker was van telefoonnummer + [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat het telefoonnummer telkens kort voor of na de overvallen gebruik maakte van bepaalde basisstations. De tankstations waar de overvallen en pogingen daartoe zijn gepleegd vallen telkens binnen het theoretische bereik van die basisstation. Dat geldt alleen niet voor de bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde poging. In dat geval maakte het telefoonnummer ongeveer tien minuten voor het delict gebruik van een basisstation dat zich op de route tussen verdachtes woonplaats Zoetermeer en het tankstation Total Energies aan de [adres 3] in Leiden bevindt. Het is echter, zoals ter terechtzitting aan de orde is gesteld, zeer goed mogelijk om vanaf die positie binnen tien minuten met de auto naar tankstation Total Energies aan de [adres 3] in Leiden te rijden, zodat ook het gebruik van dat basisstation het andere bewijs verder ondersteunt.
Naast het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer, heeft ook onderzoek plaatsgevonden naar de bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone. Aan de hand daarvan is ten aanzien van een aantal momenten de locatie van de iPhone vastgesteld. Daarbij geldt een foutmarge van maximaal 250 meter. De iPhone bevond zich ten tijde van de bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde overval op dezelfde plek als het betreffende tankstation. Verder blijkt dat kort voor die overval een notitie op de iPhone is aangemaakt en dat deze binnen het tijdsbestek van enkele minuten na de overval is weggehaald. Ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde poging blijkt dat de iPhone zich tien minuten voor het delict vlakbij het betreffende tankstation bevond. In het kader van de bij dagvaarding I onder 5 ten laste gelegde poging is op de camerabeelden van een woning op [adres 6] waargenomen dat een persoon tussen 20:43:54 uur en 20:54:09 uur in de buurt van het tankstation op [adres 6] stond. De kleding van deze persoon komt overeen met de kleding van de persoon die ongeveer om 21:00 uur heeft gepoogd om het tankstation even verderop aan de [adres 4] te overvallen. De bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone bevond zich van 20:42:42 uur tot 20:53:49 uur op dezelfde plek op [adres 6] als waar de betreffende persoon is gezien op de camerabeelden. Verder blijkt dat de verdachte kort voor het delict berichten via Whatsapp naar zijn vriendin heeft gestuurd waarin hij aangeeft dat zijn telefoon uit zal gaan wegens een update. Het valt op dat een soortgelijke situatie zich voordeed ten tijde van de bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde poging. Toen reageerde de verdachte kort voor en na het delict niet meer op berichten van zijn vriendin, waarna hij het bericht stuurde dat zijn telefoon was uitgevallen.
Kortom, door middel van de locatiebepalingen van zijn telefoon kan de verdachte bij meerdere (pogingen tot) overvallen op de plaatsen delict in Zoetermeer, Leiden en zelfs Leeuwarden worden geplaatst. Met betrekking tot Leeuwarden heeft de verdachte verklaard dat hij daar een broer heeft wonen bij wie hij heeft verbleven in de twee weken waarin een door hem gepleegde winkeldiefstal plaatsvond en waarin ook de overval plaatsvond. Uit het dossier komt naar voren dat de dader van de overval voor het laatst is gezien in de straat waar de broer van de verdachte woont.
De verdachte heeft slechts voor de lokalisering van zijn telefoon op de plaats delict van het bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde feit een verklaring gegeven, namelijk dat hij met een door hem bestelde Ubertaxi van het tankstation waar zijn vriend en hij een auto hadden achtergelaten en waar later de overval zou plaatsvinden naar huis is gegaan. Verdachte zijn telefoon zou intussen in die auto zijn achtergebleven. De rechtbank houdt de verdachte echter aan zijn verklaring die hij op 30 december 2023 tegenover de politie heeft afgelegd (p. 216-217). Hierin zegt hij dat
zijn vriendmet een taxi een bepaald voorwerp is gaan halen en dat hijzelf intussen in de auto heeft gewacht. Hij heeft toen een game gespeeld op zijn telefoon. Ook als ervan zou worden uitgegaan dat de verdachte wel met de taxi is meegereisd, sluit dit niet uit dat hij snel daarna weer terug is gereisd. Gelet op het tijdstip waarop de Ubertaxi blijkens een emailbericht in Zoetermeer is aangekomen, was er voldoende tijd om weer bij het tankstation terug te zijn op het moment dat daar de overval plaatsvond. Hij heeft dus anders dan hij beweert, geen sluitend alibi. Integendeel, zijn verklaring dat hij met zijn vriend in ieder geval vóór de overval bij het tankstation was en het emailbericht van Uber dat hij daar een taxi heeft besteld, brengen hem eens te meer op de plaats delict. En het feit dat hij niet veel later, eenmaal na de (mislukte) overval, ook op [adres 3] nog gefilmd is door de bodycam van een surveillerende agent, bevestigt eens te meer dat de verdachte ofwel daar al die tijd is gebleven ofwel daar na de taxirit naar Zoetermeer tijdig vóór de (mislukte) overval is teruggekeerd.
Dactyloscopische sporen
Bij het laatstgenoemde feit heeft de dader de plastic tas in het tankstation achtergelaten. Op die tas zijn verschillende sporen, te weten vingerafdrukken, aangetroffen. Ten aanzien van één van deze sporen zijn twee dactyloscopische onderzoekers ervan overtuigd dat deze door de verdachte is geplaatst. Ook is DNA op de tas aangetroffen dat in sterke mate overeenkomt met dat van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze sporen als dadersporen kunnen worden aangemerkt en acht de verklaring van de verdachte, dat hij de plastic tas waarschijnlijk uit de auto van zijn vriend heeft gegooid en dat daarom zijn vingerafdruk op de tas is aangetroffen, onaannemelijk.
De aangetroffen broek
De rechtbank heeft reeds aangekaart dat de dader dezelfde soort trainingsbroek droeg ten tijde van de bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II ten laste gelegde feiten. Op 29 december 2024 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op [adres 10] te Zoetermeer, de woning waar de verdachte is aangehouden. Bij die doorzoeking is een opvallende trainingsbroek aangetroffen die sterke overeenkomsten vertoont met de broek die de dader droeg ten tijde van de bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II ten laste gelegde feiten.
De schoudertas
Een paar dagen voor de overval van het tankstation in Leeuwarden op 1 december 2023, het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit, is de verdachte in Leeuwarden op heterdaad betrapt op een winkeldiefstal bij de Jumbo. Hij droeg bij die winkeldiefstal volgens de beveiliger een zwarte schoudertas om zijn rechterschouder. De tas hing daarbij op zijn linkerheup. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij die tas toen droeg en heeft desgevraagd verklaard dat aan de zijkant een bepaald (merk)embleem zat. De dader van de overval op het tankstation droeg blijkens de camerabeelden ook een zwarte schoudertas om zijn rechterschouder, waarbij de tas op zijn linkerheup hing. Ook daarop was aan de zijkant een merkembleem te zien.
De verdachte heeft geen logische of aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn telefoon op of dichtbij (aangestraalde zendmasten bij) de plaats delict ten tijde van het delict en voor al het andere dat hierboven in onderlinge samenhang is overwogen.
Vrijspraak medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om bij feit 5 onder dagvaarding I te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander persoon. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van het bij dit feit ten laste gelegde medeplegen.
Conclusie
De gebezigde bewijsmiddelen en al hetgeen hierboven is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, wijzen naar het oordeel van de rechtbank zodanig in de richting van de verdachte dat van hem een aannemelijke verklaring hieromtrent mag worden verwacht. De verschillende verklaringen van de verdachte, die naar het oordeel van de rechtbank onduidelijk, inconsequent en onaannemelijk zijn, hebben de rechtbank niet doen twijfelen aan de overtuiging die zij heeft gekregen op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen daaromtrent is overwogen. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met uitzondering van het bij dagvaarding I onder 5 ten laste gelegde medeplegen.