ECLI:NL:RBDHA:2024:8497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Syrische vrouw, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag om uitstel van vertrek werd afgewezen. De aanvraag was gedaan op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om te verbieden dat zij zou worden overgedragen aan Bulgarije totdat er een beslissing op haar bezwaarschrift was genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen het verzoek om een voorlopige voorziening. Beide partijen hebben ingestemd met een beslissing zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat de uitzetting van verzoekster wordt verboden totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden, evenals de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16397

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Bij besluit van 11 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 8 februari 2024 om uitstel van vertrek met toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt verweerder tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift te verbieden om haar over te dragen aan Bulgarije.
1.2.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verweerder heeft op 29 mei 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voorzover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
4. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en verbiedt hij de uitzetting van verzoekster tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt. Voor het treffen van een verderstrekkende voorlopige voorziening ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt heeft een waarde van € 875,-) bij een wegingsfactor 1. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
-schorst het bestreden besluit en verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt;
-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekster te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.