ECLI:NL:RBDHA:2024:8486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, stelt dat hij niet is opgeroepen voor de aanmeldgehoren op 14 en 15 september 2023 en dat hij geen uitnodigingsbrieven heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet kan aantonen dat eiser willens en wetens niet is verschenen, en vernietigt het bestreden besluit, waardoor eiser alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om gehoord te worden.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De staatssecretaris mag er in het algemeen van uitgaan dat Portugal zijn verdragsverplichtingen nakomt, en het ligt op de weg van eiser om aan te tonen dat dit in zijn geval niet het geval is. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Portugal. De rechtbank wijst erop dat eiser geen informatie heeft overgelegd die zijn stellingen onderbouwt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.