In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. Eiser heeft zijn aanvraag op 8 september 2022 ingediend, welke door verweerder op 28 september 2022 is ontvangen. De wet vereist dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist, maar deze termijn is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 5 juni 2023 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.