ECLI:NL:RBDHA:2024:8442
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op reisaftrek en vereisten voor openbaar-vervoerverklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer die in 2020 bij twee verschillende bedrijven heeft gewerkt, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2020 een reisaftrek van € 1.029 opgevoerd, maar de Belastingdienst weigerde deze aftrek omdat eiser niet beschikte over een noodzakelijke openbaar-vervoerverklaring of reisverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen recht heeft op reisaftrek, omdat hij niet kan aantonen dat hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de werkgevers van eiser, waaruit blijkt dat hij een reiskostenvergoeding heeft ontvangen, niet in twijfel kan worden getrokken. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij geen reiskostenvergoeding heeft ontvangen van B. BV, en bovendien ontbrak de vereiste verklaring voor reisaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde de Belastingdienst tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 17, en het griffierecht van € 50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.