ECLI:NL:RBDHA:2024:8435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.18988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische eiseres na kort verblijf in Libanon

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, die na een kort verblijf in Libanon terugkeerde naar Syrië, heeft niet kunnen aantonen dat zij persoonlijk vreest voor vervolging of ernstige schade. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiseres geen recht heeft op asiel. De rechtbank wijst op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer naar hun land een reëel risico lopen op ernstige schade, en dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom dit in het geval van eiseres niet zou gelden. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten vastgesteld op € 1.750,00.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18988
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H. Toonders).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1992] . Zij heeft op 20 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en B. Hitchcock als tolk en mr.
H.J. Toonders als gemachtigde van de staatssecretaris.
3. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
6. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij het tijdens haar werkzaamheden in Syrië niet altijd eens was met de werkwijze van haar leidinggevende die
lid is van [partij] . Dit heeft zij geuit, waarna deze leidinggevende haar heeft bedreigd. Daarnaast stelt eiseres te vrezen voor negatieve aandacht van de Syrische autoriteiten omdat zij in 2021 niet heeft gestemd. Verder vreest zij bij terugkeer naar Syrië de doodstraf opgelegd te krijgen omdat de autoriteiten ervan op de hoogte zijn dat zij in Nederland asiel heeft gevraagd.
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
8. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
9. Incident met leidinggevende die lid is van [partij] .
8. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat beide elementen geloofwaardig zijn, maar niet leiden tot verlening van de gevraagde vergunning omdat deze niet zijn te herleiden tot één van de gronden in het Vluchtelingenverdrag. De vrees voor de leidinggevende is gebaseerd op vermoedens en eiseres heeft geen problemen ondervonden van de zijde van de autoriteiten of hun aanhangers. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat omdat zij in 2021 nog in staat is gesteld om te gaan stemmen.
9. De staatsecretaris heeft voorts geconcludeerd dat eiseres niet heeft te vrezen voor ernstige schade; zij is na verblijf in het buitenland weer teruggekeerd naar Syrië, en zij is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond.
10. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij gedurende een periode van twee jaar medische/verpleegkundige hulp heeft verleend via de Rode Halve Maan. Uit de EUAA Country Guidance blijkt dat medische hulpverleners worden beschouwd als vermeende opposanten van de Syrische overheid en daardoor in het algemeen een risico lopen op mensenrechtenschendingen.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres dit eerst in beroep heeft aangevoerd. In het nader gehoor (pagina 6) heeft zij verklaard dat zij dit werk is gaan doen na haar afstuderen in 2018 en hiermee is gestopt omdat zij lichamelijk niet sterk genoeg was om door te gaan met dit werk. Gesteld noch gebleken is dat eiseres problemen heeft ondervonden als gevolg van haar werkzaamheden voor de Rode Halve Maan. Niet ten onrechte heeft de staatsecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk om die reden in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende is ingegaan op het risico dat zij loopt indien de autoriteiten er wèl achter komen dat zij niet heeft gestemd in 2021, terwijl dit voor een volledige en zorgvuldige belangenafweging en risicoanalyse wel meegewogen zou moeten worden, zeker gezien de aanmerkelijke kans op volledige screening bij terugkeer.
10. De rechtbank is van oordeel dat gesteld noch gebleken is dat eiseres sindsdien vanwege het niet stemmen in 2021 problemen van de zijde van de Syrische autoriteiten heeft ondervonden. Zij is in 2022 tweemaal legaal uitgereisd. Niet ten onrechte heeft de
staatsecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt waarom zij thans bij een terugkeer naar Syrië hiervan hinder zou kunnen ondervinden. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zij als niet-stemmer is geregistreerd en naar aanleiding daarvan heeft te vrezen voor detentie bij terugkeer naar Syrië. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiseres heeft nog aangevoerd dat de staatssecretaris over de kritiek die zij jegens haar leidinggevende heeft geuit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de gegronde vrees niet bestaat. De staatssecretaris haalt aan dat er in de periode na het dreigement niets is gebeurd waardoor er geen gegronde vrees is. Maar eiseres heeft slechts enkele weken na het dreigement Syrië verlaten, waardoor de termijn te kort is geweest om ervan uit te gaan dat er op het dreigement geen actie zou (kunnen) volgen.
14. De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van eiseres volgt dat zij na de gestelde bedreigingen door haar leidinggevende geen problemen van die zijde heeft ondervonden. In de omstandigheid dat er geen verdere actie van de leidinggevende van eiseres of van de zijde van de [partij] heeft kunnen volgen vanwege het spoedige vertrek van eiseres uit Syrië, heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om te concluderen dat bij eiseres wel sprake is van gegronde vrees. Dit nog afgezien van de vraag of de gestelde vrees kan worden herleid tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of een risico als bedoeld in artikel 3 van het EVRM zou kunnen opleveren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiseres heeft in beroep voorts aangevoerd dat haar ten onrechte wordt tegengeworpen dat zij na een verblijf in Libanon naar Syrië is teruggekeerd, waaruit de staatssecretaris concludeert dat zij kennelijk niet heeft te vrezen voor ernstige schade. Het betreft slechts twee keer een verblijf van één dag; éénmaal voor het doen van een examen en éénmaal voor het ophalen van haar diploma.
14. In paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat het volgende ten aanzien van Syrische vreemdelingen die vanuit het buitenland terugkeren: “
De IND neemt aan dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Dit algemene uitgangspunt geldt niet in de volgende gevallen:
− De vreemdeling is een actieve aanhanger van het regime; of
− Uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.”
18. In het Informatiebericht 2023/19 Syrië, handvatten beoordeling artikel 3 risico bij of na terugkeer (IB 2023/19), staat het volgende:

Vanwege enerzijds de algemene veiligheidssituatie en anderzijds het risico dat contact met de autoriteiten bij of na terugkeer met zich meebrengt wordt aan Syrische asielzoekers, voorzover zij geen vluchteling zijn, in ieder geval subsidiaire bescherming verleend op grond van het risico op ernstige schade. Redengevend voor deze beleidsbepaling is dat het beeld van en de informatie over het risico dat een Syriër bij terugkeer loopt niet eenduidig is. De vreemdeling krijgt daarom in beginsel op grond van het landgebonden asielbeleid inzake Syrië het voordeel van de twijfel, nu de risico’s bij terugkeer niet volledig zijn in te
schatten door de IND. Zoals in de brief aan de Kamer van 3 oktober 2022 en het daarop gebaseerde landenbeleid is vastgelegd, bestaan hierop echter uitzonderingen, namelijk indien betrokkene actief aanhanger is van het regime of indien gebleken is van een veilige terugkeer in het verleden. Wanneer een van deze uitzonderingen van toepassing is, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij alsnog een risico op ernstige schade te vrezen heeft, in plaats van aan de IND om aan te tonen dat dit niét het geval zou zijn in dat individuele geval.”
“Indien betrokkene na een verblijf in een buurland, de regio, Europa of elders tijdelijk is teruggekeerd naar Syrië en daarbij geen substantiële relevante problemen heeft ondervonden, dan geldt het uitgangspunt dat sprake is van een risico op ernstige schade bij of na terugkeer niet. Betrokkene heeft immers zelf voorafgaand aan zijn terugkeer ingeschat wat de risico’s daarvan voor hem/haar zijn, gelet op zijn/haar persoonlijke situatie. Uit het feit dat hij/zij zelf de afweging heeft gemaakt om terug te keren kan in het algemeen dan ook worden geconcludeerd dat terugkeer in zijn/haar geval verantwoord was. Hij/zij zal daarom zelf – volgens het algemene beoordelingskader – aannemelijk moeten maken waarom dat op dit moment anders is.”
19. Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een vreemdeling uit Syrië geldt voor de staatssecretaris het uitgangspunt dat de algemene situatie in Syrië zodanig is, dat er geen terugzending van vreemdelingen naar Syrië plaatsvindt. Alleen al het zijn van Syriër is voldoende om in het bezit te worden gesteld van een asielvergunning. Maar als een vreemdeling uit Syrië vanuit het buitenland, uit een situatie van relatieve veiligheid, vrijwillig terugkeert naar een (relatief) onveilige situatie in Syrië, gaat de staatsecretaris er van uit dat op grond van een eigen inschatting de algemene situatie in Syrië niet zodanig is dat op grond daarvan een verzoek om internationale bescherming zou moeten worden ingewilligd. De staatssecretaris ziet hierin aanleiding om verzoeken om internationale bescherming van deze categorie Syriërs niet zonder meer in te willigen, maar slechts wanneer de betrokken vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat deze gegronde vrees voor vervolging heeft of heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
19. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de uitzondering op het uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië op eiseres van toepassing is. Het is in de eerste plaats aan de staatssecretaris om deugdelijk te motiveren dat eiseres onder de uitzonderingscategorie valt en dat zij om die reden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Syrië geen reëel risico op ernstige schade loopt. De motivering die daarvoor in het bestreden besluit is gegeven, namelijk dat eiseres tweemaal is uitgereisd naar Libanon en weer is teruggekeerd naar Syrië, vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende. Bovendien heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom het kortstondige verblijf van eiseres in Libanon, waarna zij beide keren op dezelfde dag is teruggekeerd, als uitreis en terugkeer in de hiervoor bedoelde zin wordt aangemerkt. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom uit die feiten en omstandigheden volgt dat eiseres op dit moment bij of na terugkeer naar Syrië geen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. Daarbij heeft de staatssecretaris miskend dat eiseres vanuit een ander land dan Libanon zal terugkeren. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt namelijk dat iemand die terugkeert naar Syrië vanuit een land dat door de Syrische autoriteiten als ‘vijandig’ wordt gezien een groter risico loopt. Uit dit ambtsbericht volgt geen eenduidig beeld van de behandeling van Syrische vreemdelingen die naar Syrië terugkeren vanuit een land dat als ‘vijandig’ wordt gezien. Uit de stukken en
het verhandelde op de zitting concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd. De staatssecretaris is niet inhoudelijk ingegaan op deze onderbouwde stelling van eiseres en hij heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een terugkeer vanuit Nederland vergelijkbaar is met een terugkeer vanuit Libanon.
21. De staatssecretaris heeft bovendien, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat eiseres inmiddels twee jaar in Nederland verblijft. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt dat de behandeling ten aanzien van terugkeerders willekeurig en onvoorspelbaar is. Er geldt een verhoogd veiligheidsrisico bij terugkeer voor Syriërs die hebben verbleven in een westers land. Eiseres zal bij terugkeer naar Syrië, nu zij twee jaar in Nederland heeft verbleven, (mogelijk) aan een screening worden onderworpen. Ook dit aspect heeft de staatssecretaris niet in de beoordeling meegenomen.
21. De conclusie is dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiseres een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade lopen. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

23. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat het besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf een beslissing over de aanvraag te nemen of aan de staatssecretaris op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
23. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 5 juni 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en mr. N.M. Spelt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.