ECLI:NL:RBDHA:2024:8430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/6329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van een esdoorn in de voortuin van een perceel in Den Haag. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 3 maart 2023, na een aanvraag van de derde-partij PRMD Vastgoedmanagement. Eiser, die direct zicht heeft op de boom, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 17 augustus 2023.

De rechtbank heeft de zaak op 16 april 2024 behandeld. Eiser betoogde dat de buurt meer groen wil en dat het kappen van een gezonde boom niet zou moeten kunnen. Hij stelde ook dat er technische alternatieven zijn om de keerwand van de buren te beschermen zonder de boom te kappen. De rechtbank oordeelde dat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt en ontvankelijk is in zijn beroep.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college terecht de vergunning heeft verleend. De rechtbank overwoog dat de schade die de boom aan de keerwand van de buren toebrengt, zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het behoud van de boom. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door het college juist was en dat er geen aanleiding was om het advies van de interne adviseur Groenbeheer niet te volgen. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het kappen van de boom een onaanvaardbare inbreuk op het groene karakter van de wijk zou opleveren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6329

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D. van der Klaauw).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: PRMD Vastgoedmanagement uit Den Haag

(gemachtigde: ing. W.J. van der Wal).

Procesverloop

Op 3 maart 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één esdoorn staande in de voortuin van het perceel aan de [adres] in [plaats].
Met het bestreden besluit van 17 augustus 2023 heeft het college het bezwaar van onder meer eiser ongegrond verklaard.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door R. Appeldoorn, groenbeheerder. De derde-partij heeft vooraf bericht niet te verschijnen.

Waar gaat de zaak over?

1.1.
Op 27 januari 2023 heeft de gemachtigde van de derde-partij namens deze een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het kappen van een esdoorn staande in de voortuin van het perceel aan de [adres] te [plaats] (de boom). Reden van de aanvraag is de schade die de boom maakt aan de keerwand in de voortuin van de buren. De verwachting is dat de boom nog zal groeien en dat de schade aan de keerwand zal toenemen. De omgevingsvergunning is op 3 maart 2023 verleend.
1.2.
Het college heeft de verleende vergunning staande gehouden in het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat aan het belang bij het voorkomen van nog meer schade door de boom aan de keerwand in de tuin een groter gewicht toekomt in de belangenafweging dan aan het belang van eiser bij instandhouding van de boom.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
2.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoering Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
2.2.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 27 januari 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Belanghebbendheid van eiser
3.1.
De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of verzoeker als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Ingevolge artikel 7:1, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan namelijk alleen een belanghebbende bezwaar maken, respectievelijk beroep instellen tegen een besluit.
3.2.
Eiser, wonende aan de Middelburgsestraat 61 in Den Haag, heeft ter zitting toegelicht dat hij vanuit zijn woning direct zicht heeft op de boom. De rechtbank ziet geen aanleiding om dat te betwijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank dient eiser dan ook als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te worden aangemerkt. Eiser is dus ontvankelijk in zijn beroep.
Beroepsgronden
4. Eiser betoogt in beroep in de eerste plaats dat de buurt meer groen in de buurt wil zien. Dit zou zwaarder moeten wegen dan de technische details rondom de boom. Verder stelt eiser zich in beroep op het standpunt dat het kappen van een gezonde boom niet zou moeten kunnen, zeker aangezien meerdere bomen in de omgeving wegens ziekten binnenkort ook al gekapt zullen worden. Tot slot beargumenteert eiser dat er technische alternatieven zijn die het mogelijk maken om de keerwand van de buurman te beschermen zonder over te gaan tot het kappen van de boom.
Juridisch kader
5.1.
Artikel 2.2, eerste lid en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt:
1 Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
5.2.
Artikel 2.87, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV Den Haag) luidt:
1. Het is verboden een houtopstand zonder vergunning of, indien de houtopstand is vermeld op de lijst van monumentale bomen zonder ontheffing, van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
5.3.
Artikel 2.88, eerste lid, van de APV Den Haag luidt:
Het bevoegd gezag kan de vergunning of ontheffing, als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
-
natuur-, educatieve en milieuwaarden;
-
belevings- en gebruikswaarden.
6.1.
Het college heeft op grond van artikel 2.88, eerste lid, van de APV Den Haag aanleiding gezien om ontheffing te verlenen van hetgeen bepaald in artikel 2.2, eerste lid en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met artikel 2.87, eerste lid, van de APV Den Haag.
6.2.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan een bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met de gestelde voorwaarden. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
7.1.
Het college heeft advies ingewonnen bij de interne adviseur Groenbeheer. In dit advies van 15 februari 2023 wordt geconstateerd dat de boom te groot is voor zijn standplaats en te dicht op de erfgrens staat. Het is een zaailing die spontaan is gaan groeien op de huidige plek. Er is geen bijzonder belang wat betreft de natuur, educatieve en milieuwaarden. Er is enige belevingswaarde, omdat de boom zichtbaar is vanaf de openbare weg. Het advies is daarom de gevraagde kapvergunning te verlenen onder oplegging van een herplantplicht van een kleinere boom op een andere plaats, in de nabije omgeving. Het college heeft dit advies gevolgd. Naar aanleiding van vragen van de Adviescommissie bezwaarschriften heeft de groenbeheerder de boom ter plaatse bezocht en bestudeerd. Hij is daarna bij zijn advies gebleven. De schade aan de keerwand is groot. De scheuren zijn al te zien. De boom is eigenlijk te groot voor zijn standplaats en zal nog verder groeien. Voorts heeft de groenbeheerder opgemerkt dat er nog een volwassen den in de tuin staat, waardoor groen aanwezig blijft na het kappen van de boom. Ter zitting heeft het college aanvullend opgemerkt dat de worteldruk van de boom op de keerwand niet valt te beperken. Bovendien staat op korte afstand in de tuin van de buren een schuur, die daar op termijn ook last van kan krijgen. Het college onderschrijft het belang van het groene karakter van de wijk, maar heeft aangegeven dat het hier gaat om een onhoudbare situatie. Ten aanzien van de zieke bomen in de omgeving die worden gekapt, heeft het college toegelicht dat dit wordt veroorzaakt door een ziekte in de bomen. Ook in die gevallen is overigens aan de omgevingsvergunning voor kappen een herplantplicht verbonden.
7.2.
De rechtbank constateert dat zich foto’s in het dossier bevinden van de boom en de keerwand. Te zien is dat de keerwand van onder tot boven een breuk is gescheurd. Gelet hierop en de motivering van het college, is er geen aanleiding voor het oordeel dat het college het advies van de intern adviseur Groenbeheer niet had mogen volgen of dat het college door dat te doen de belangen van eiser niet voldoende heeft meegenomen in de belangenafweging. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met het kappen van de boom er zo’n aanslag wordt gedaan op het groene karakter van de wijk dat dit een onaanvaardbare inbreuk oplevert.
8. Ten aanzien van de gestelde mogelijke alternatieve oplossingen heeft het college in verweer nader beargumenteerd dat deze niet voorhanden zijn. De rechtbank stelt vast dat eiser deze alternatieven ook niet concreet heeft uitgewerkt. Laat staan dat gebleken is dat dat hij een eventueel alternatief met de eigenaar van de boom dan wel de buren heeft besproken. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Eisers betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Seters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.