ECLI:NL:RBDHA:2024:8426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.17341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische vrouw die vanuit Libanon terugkeert naar Syrië en de motivering van de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 mei 2024, wordt het beroep van een Syrische vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, die van Syrische nationaliteit is en in 1987 is geboren, heeft op 23 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 8 juni 2023 afgewezen, met de motivering dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Syrië, ondanks haar herhaalde terugkeer vanuit Libanon naar Syrië om haar kinderen te zien.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen recht heeft op een verblijfsvergunning. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet heeft onderbouwd waarom de situatie van eiseres, als gescheiden en alleenstaande vrouw, niet leidt tot een reëel risico op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank verwijst naar het meest recente ambtsbericht over Syrië, waaruit blijkt dat terugkeerders vanuit landen die als 'vijandig' worden beschouwd, zoals Nederland, een verhoogd risico lopen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte als ongegrond heeft afgewezen en vernietigt het besluit. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten vastgesteld op € 1.750,00. De staatssecretaris moet binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen op de aanvraag van eiseres, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17341
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. H. Yousef),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H. Toonders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1987] . Zij heeft op 23 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. El-Maydoubi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres wil vanwege de algemene situatie niet terug naar Syrië. Bovendien heeft zij als vrouw problemen ondervonden bij controleposten en deze verwacht zij als inmiddels gescheiden vrouw ook bij terugkeer naar Syrië. Zij heeft verklaard verder geen andere persoonlijke redenen te hebben gehad voor haar vertrek uit Syrië.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Algemene problemen als gescheiden, alleenstaande vrouw bij het passeren van de controleposten in Syrië.
Verweerder acht beide elementen geloofwaardig.
6. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat het relaas van eiseres niet is te herleiden tot één van de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres is vanuit Libanon meerdere malen teruggereisd naar Syrië om haar kinderen te zien. Daarbij heeft ze geen problemen gehad om Syrië in- en uit te reizen. Eiseres stelt bij controleposten in Syrië te zijn betast en aangerand, maar de staatssecretaris acht dit niet voldoende om haar op grond hiervan in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Bovendien is eiseres na haar vertrek uit Syrië in 2011 herhaaldelijk (ongeveer twintig keer) teruggereisd naar Syrië om haar kinderen te bezoeken. Er is geen sprake van negatieve aandacht voor de persoon van eiseres en er is geen noodzakelijke reden geweest om meerdere malen terug te keren naar Syrië. De staatssecretaris ziet niet in dat eiseres bij een legale terugkeer nu wel een reëel risico loopt op ernstige schade door haar verblijven in het buitenland en concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
7. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met haar positie als gescheiden en alleenstaande vrouw in Syrië. Niemand kan haar beschermen. De staatssecretaris heeft onvoldoende doorgevraagd op de omstandigheden waaronder eiseres in Syrië verbleef (op straat). Eiseres heeft extreme angsten doorstaan in Syrië, waardoor zij een trauma heeft opgelopen. Eiseres stelt in Syrië te zijn mishandeld door haar ex-man, waartegen zij geen bescherming kan inroepen.
8. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging of dat er bij terugkeer een reëel risico is dat zij zal worden blootgesteld aan een onmenselijke behandeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat zij hierin niet is geslaagd. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat de redenen voor haar asielaanvraag zijn gelegen in de algemene situatie in Syrië en de omstandigheid dat zij, als zij van Libanon naar Syrië ging om haar kinderen te zien, bij de controleposten werd betast en er werd geprobeerd om haar hoofddoek af te trekken. Zij heeft verklaard verder geen andere persoonlijke redenen te hebben gehad voor haar vertrek uit Syrië. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gestelde gebeurtenissen bij inreis in Syrië voor eiseres naar zijn geweest, maar de staatssecretaris heeft dit onvoldoende mogen vinden om te concluderen dat eiseres
in Syrië een behandeling zoals verboden in artikel 3 van het EVRM ten deel is gevallen en eiseres om die reden in aanmerking komt voor een asielvergunning. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij niet vrijwillig is teruggekeerd naar Syrië. Zij moest naar Syrië om haar kinderen fysiek te zien, dit gebeurde niet uit vrije wil. Het mentaal en fysiek welzijn van haar kinderen levert een noodsituatie op. De staatssecretaris heeft dit volgens eiseres daarom niet aan haar mogen tegenwerpen. Uit het feit dat zij eerder is teruggekeerd naar Syrië volgt volgens eiseres ook niet dat zij geen risico loopt op ernstige schade.
10. In paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat het volgende ten aanzien van Syrische vreemdelingen die vanuit het buitenland terugkeren: “
De IND neemt aan dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Dit algemene uitgangspunt geldt niet in de volgende gevallen:
− De vreemdeling is een actieve aanhanger van het regime; of
− Uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.”
11. In het Informatiebericht 2023/19 Syrië, handvatten beoordeling artikel 3 risico bij of na terugkeer (IB 2023/19), staat het volgende:

Vanwege enerzijds de algemene veiligheidssituatie en anderzijds het risico dat contact met de autoriteiten bij of na terugkeer met zich meebrengt wordt aan Syrische asielzoekers, voorzover zij geen vluchteling zijn, in ieder geval subsidiaire bescherming verleend op grond van het risico op ernstige schade. Redengevend voor deze beleidsbepaling is dat het beeld van en de informatie over het risico dat een Syriër bij terugkeer loopt niet eenduidig is. De vreemdeling krijgt daarom in beginsel op grond van het landgebonden asielbeleid inzake Syrië het voordeel van de twijfel, nu de risico’s bij terugkeer niet volledig zijn in te schatten door de IND. Zoals in de brief aan de Kamer van 3 oktober 2022 en het daarop gebaseerde landenbeleid is vastgelegd, bestaan hierop echter uitzonderingen, namelijk indien betrokkene actief aanhanger is van het regime of indien gebleken is van een veilige terugkeer in het verleden. Wanneer een van deze uitzonderingen van toepassing is, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij alsnog een risico op ernstige schade te vrezen heeft, in plaats van aan de IND om aan te tonen dat dit niét het geval zou zijn in dat individuele geval.”
“Indien betrokkene na een verblijf in een buurland, de regio, Europa of elders tijdelijk is teruggekeerd naar Syrië en daarbij geen substantiële relevante problemen heeft ondervonden, dan geldt het uitgangspunt dat sprake is van een risico op ernstige schade bij of na terugkeer niet. Betrokkene heeft immers zelf voorafgaand aan zijn terugkeer ingeschat wat de risico’s daarvan voor hem/haar zijn, gelet op zijn/haar persoonlijke situatie. Uit het feit dat hij/zij zelf de afweging heeft gemaakt om terug te keren kan in het algemeen dan ook worden geconcludeerd dat terugkeer in zijn/haar geval verantwoord was. Hij/zij zal daarom zelf – volgens het algemene beoordelingskader – aannemelijk moeten maken waarom dat op dit moment anders is.”
12. Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een vreemdeling uit Syrië geldt voor de staatssecretaris het uitgangspunt dat de algemene situatie in Syrië zodanig is, dat er geen terugzending van vreemdelingen naar Syrië plaatsvindt. Alleen al het zijn van Syriër is voldoende om in het bezit te worden gesteld van een asielvergunning. Maar als een vreemdeling uit Syrië vanuit het buitenland, uit een situatie van relatieve veiligheid, vrijwillig terugkeert naar een (relatief) onveilige situatie in Syrië, gaat de staatsecretaris er van uit dat op grond van een eigen inschatting de algemene situatie in Syrië niet zodanig is dat op grond daarvan een verzoek om internationale bescherming zou moeten worden ingewilligd. De staatssecretaris ziet hierin aanleiding om verzoeken om internationale bescherming van deze categorie Syriërs niet zonder meer in te willigen, maar slechts wanneer de betrokken vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat deze gegronde vrees voor vervolging heeft of heeft te vrezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de uitzondering op het uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië op eiseres van toepassing is. Het is in de eerste plaats aan de staatssecretaris om deugdelijk te motiveren dat eiseres onder de uitzonderingscategorie valt en dat zij om die reden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Syrië geen reëel risico op ernstige schade loopt. De motivering die daarvoor in het bestreden besluit is gegeven, namelijk dat eiseres herhaaldelijk (meer dan twintig keer) vanuit Libanon is teruggekeerd naar Syrië vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom uit die feiten en omstandigheden volgt dat eiseres op dit moment bij of na terugkeer naar Syrië geen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. Daarbij heeft de staatssecretaris miskend dat eiseres vanuit een ander land dan Libanon zal terugkeren. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt namelijk dat iemand die terugkeert naar Syrië vanuit een land dat door de Syrische autoriteiten als ‘vijandig’ wordt gezien een groter risico loopt. Uit dit ambtsbericht volgt geen eenduidig beeld van de behandeling van Syrische vreemdelingen die naar Syrië terugkeren vanuit een land dat als ‘vijandig’ wordt gezien. Uit de stukken en het verhandelde op de zitting concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd. De staatssecretaris is niet inhoudelijk ingegaan op deze onderbouwde stelling van eiseres en hij heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een terugkeer vanuit Nederland vergelijkbaar is met een terugkeer vanuit Libanon.
12. De staatssecretaris heeft bovendien, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat eiseres inmiddels sinds eind juli 2022 in Nederland verblijft. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt dat de behandeling ten aanzien van terugkeerders willekeurig en onvoorspelbaar is. Er geldt een verhoogd veiligheidsrisico bij terugkeer voor Syriërs die hebben verbleven in een westers land. Eiseres zal bij terugkeer naar Syrië, nu zij bijna twee jaar in Nederland heeft verbleven, (mogelijk) aan een screening worden onderworpen. Ook dit aspect heeft de staatssecretaris niet in de beoordeling meegenomen.
12. De conclusie is dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiseres een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade lopen. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat het besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf een beslissing over de aanvraag te nemen of aan de staatssecretaris op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
16. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 8 juni 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en mr. N.M. Spelt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.