ECLI:NL:RBDHA:2024:8415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 21 oktober 2022 heeft eiser beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op 23 juni 2023 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zestien weken na de uitspraak op de aanvraag te beslissen, op straffe van een dwangsom. Verweerder heeft op 17 juli 2023 aan eiser laten weten dat op zijn asielaanvraag niet wordt beslist, omdat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Eiser heeft op 5 januari 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.

De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht in gebreke is gesteld en dat het beroep gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 200,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-.

De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.509

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 21 oktober 2022 heeft eiser beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn asielaanvraag. Op 23 juni 2023 heeft de rechtbank het beroep met zaaknummer NL22.21493 gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zestien weken na de uitspraak op de aanvraag te beslissen, op straffe van een dwangsom.
1.2.
Op 17 juli 2023 heeft verweerder aan eiser laten weten dat op zijn asielaanvraag niet wordt beslist, omdat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] valt. Op 5 januari 2024 heeft eiser opnieuw beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
1.3.
Verweerder heeft op 7 mei 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Bij verweerschrift van 24 mei 2024 heeft verweerder het verweerschrift van 7 mei 2024 ingetrokken.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Abdelnour. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 19 maart 2022 een asielaanvraag ingediend. Hier is nog niet op beslist. De bij voormelde uitspraak van 23 juni 2023 opgelegde rechterlijke dwangsom is volgens eiser op 22 november 2023 volgelopen. Op 28 november 2023 heeft eiser verweerder opnieuw in gebreke gesteld. Op 5 januari 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn asielaanvraag.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft verzocht om verweerder een termijn van twee weken te geven om alsnog een beslissing te nemen. Daarnaast heeft eiser verzocht een hogere dwangsom op te leggen dan die de rechtbank eerder heeft opgelegd.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser terecht beroep heeft ingesteld. Daarnaast heeft verweerder in het verweerschrift van 24 mei 2024 aangegeven om binnen vier weken alsnog een besluit te nemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Nu niet in geschil is dat eiser terecht beroep heeft ingesteld, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
5.1.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven twee weken nodig te hebben om een beslismedewerker aan de zaak te koppelen en twee weken nodig te hebben om een besluit te kunnen nemen. Verweerder heeft daarom verzocht om een termijn van vier weken. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Verweerder heeft immers bij uitspraak van 23 juni 2023 al een nadere beslistermijn gekregen. Ook heeft verweerder op 14 juli 2023 al een nader gehoor afgenomen. Van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb [2] is de rechtbank niet gebleken. Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee dat tussen de indiening van het verweerschrift op 24 mei 2024 en de verzending van deze uitspraak al enige tijd verstreken is.
5.2.
De rechtbank zal verweerder daarom opdragen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen. Verder zal de rechtbank hier een dwangsom aan verbinden van € 200,- per dag.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Verweerder zal binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen. Ook verbeurt verweerder een dwangsom van € 200,- voor elke dag dat verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG.
2.Algemene wet bestuursrecht.