In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 16 april 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de medische informatie van eiser niet concreet genoeg was om nader onderzoek te laten doen door het BMA. Eiser, die lijdt aan PTSS en op een wachtlijst staat voor specialistische behandeling, heeft concrete aanknopingspunten aangedragen die wijzen op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid bij terugkeer naar Frankrijk. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de informatieplicht en dat de voorbereiding van het overdrachtsbesluit onvolledig was.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.750,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de medische omstandigheden van eiser serieus te overwegen en de juiste procedures te volgen in het kader van de Dublinverordening.