ECLI:NL:RBDHA:2024:8404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene wegens onvoldoende middelen en inburgeringsvereiste
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen beoordeeld. Eiser, geboren in 1979 en van Afghaanse nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 april 2023. De afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 28 juli 2023, na het indienen van bezwaar door eiser.
De rechtbank heeft op 30 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en een tolk aanwezig waren. Eiser betoogde dat hij niet in staat was om aan de inburgeringsvereisten te voldoen, omdat hij sinds 2015 geen vaste verblijfplaats had en daardoor geen inburgeringscursus kon volgen. Hij heeft wel Nederlandse taallessen gevolgd en certificaten behaald, maar kon deze lessen niet voortzetten vanwege financiële redenen na zijn verhuizing.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor de EU-verblijfsvergunning. Eiser ontvangt sinds 1 juli 2021 een uitkering op grond van de Participatiewet, maar deze wordt niet als zelfstandig inkomen beschouwd. De rechtbank wijst erop dat eiser ook niet voldoet aan het inburgeringsvereiste en dat de staatssecretaris geen bevoegdheid heeft om vrijstelling te verlenen. Eiser moet hiervoor bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris rechtmatig is. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.