ECLI:NL:RBDHA:2024:8397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
09/041437-24, 09/051778-24 en 09/132458-23 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij vier woninginbraken. De verdachte, geboren in 1975, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in woningen, waarbij hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevond. De feiten vonden plaats tussen 25 december 2023 en 6 januari 2024, en betroffen onder andere de diefstal van sieraden, geldbedragen en een voertuig. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten, met uitzondering van één poging tot woninginbraak die niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte mee. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat leidde tot een hogere straf. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/041437-24, 09/051778-24 en 09/132458-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Verheesen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.H.J. Bals naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/041437-24 (hierna: dagvaarding I):
1
hij, op of omstreeks 4 februari 2024 te Voorschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
- de eerste verdieping van voornoemde woning is opgeklommen en/of
- een of meerdere ruiten heeft verbroken, althans heeft geprobeerd te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, op of omstreeks 6 januari 2024 te Sassenheim, gemeente Teylingen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, autosleutels en/of een of meerdere sieraden en/of een voertuig (BMW I13 met kenteken [kenteken] ) en/of een of meerdere tennisaccessoires, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
3
hij, op of omstreeks 25 december 2023 te Voorschoten, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan het [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] en/of [naam 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
Parketnummer 09/051778-24 (hierna: dagvaarding II):
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Leidschendam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere geldbedragen, bril(len), waardepapieren, portemonnee(s), kleding (o.a. jas en/of kostuum), sieraden, horloges en/of tassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] en/of [naam 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
Parketnummer 09/132458-23 (hierna: dagvaarding III):
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een tas en/of een geldbedrag en/of een of meerdere horloges en/of sieraden en/of bankpassen/creditcards en/of portemonnees en/of pasjeshouders, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 2 en 3, het bij dagvaarding II en het bij dagvaarding III ten laste gelegde. Op specifieke standpunten zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het bij dagvaarding I onder 1 en het bij dagvaarding II ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 en 3 en het bij dagvaarding III ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op specifieke verweren gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Vrijspraak dagvaarding I – feit 1
De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde, te weten de poging tot woninginbraak in Voorschoten op 4 februari 2024, niet wettig en overtuigend is bewezen. Zij overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te stellen dat het de verdachte is geweest die heeft geprobeerd in te breken in deze woning. De enkele omstandigheid dat de verdachte kort na de poging tot woninginbraak in Voorschoten is aangehouden met vieze en natte kleding is hiervoor niet voldoende.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld –
bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Ten aanzien van dagvaarding I – feiten 2 en 3
Wanneer hierna met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het zaaknummer 2024038725 (bestaande uit de proces-verbaalnummers: PL1500-2024036585, PL1500-2024005895 en PL1500-2023401475) van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 186).
Ten aanzien van dagvaarding I – feit 2
De rechtbank zal voor de bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verdachte heeft dit feit namelijk (grotendeels) bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van de auto en de autosleutels, die de verdachte heeft ontkend te hebben gepleegd, zal de rechtbank een aanvullende bewijsoverweging geven.
1. De (grotendeels) bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 mei 2024;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 6 januari 2024 (p.96-98);
3. het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 3] Sassenheim), opgemaakt op 6 januari 2024 (p.101-103);
4. een geschrift, te weten een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt op 30 januari 2024 (p.122-127).
Bewijsoverweging
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte in de betreffende woning is geweest. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de woning sieraden en een geldbedrag uit een portemonnee heeft weggenomen, maar ontkend dat hij ook de autosleutels en bijbehorende auto (met daarin tennisaccessoires) heeft weggenomen. Daaromtrent heeft de verdachte verklaard dat die door een onbekend gebleven derde, kennelijk op dezelfde dag, zouden kunnen zijn weggenomen. De rechtbank schuift deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde. De verklaring van de verdachte vindt geen enkele steun in de dossier. Daarbij is de verdachte pas op de terechtzitting met deze verklaring gekomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte ook de autosleutels, auto en tennisaccessoires heeft gestolen. De rechtbank acht het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van dagvaarding I – feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 10 januari 2024, voor zover inhoudende (p.104-105):
Plaats delict: [adres 4] Voorschoten.
Op 25 december 2023 omstreeks 16:55 uur heb ik mijn woning verlaten en heb ik de deur afgesloten. Alle ramen en deuren waren gesloten.
Op 25 december 2023 omstreeks 20:45 uur kwam ik thuis. Omstreeks 21:00 uur kwam mijn dochter thuis. Nadat mijn dochter thuiskwam is zij direct naar boven gegaan naar de kamer waar zij logeert en zag dat het raam eruit lag.
Ik zag dat het raam van de logeerkamer eruit lag. Ik zag dat de jaloezieën doorgescheurd waren. Mijn dochter zei dat haar portemonnee weg is genomen. In de portemonnee zat de creditcard van haar werk. Tevens is gepoogd om via de Velux-dakramen in te breken. Bij deze dakramen waren dakpannen verbroken.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 4] te Voorschoten), opgemaakt op 5 januari 2024, voor zover inhoudende (p.107-110):
Op 26 december 2023 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 4] Voorschoten.
Op de buitenzijde van de ruit van het draairaam zag ik vegen. Deze vegen waren vermoedelijk afkomstig van handschoenen. Het is mogelijk dat de dader(s) de ruit heeft/hebben aangeraakt tijdens het toegang verschaffen tot de woning. Het is mogelijk dat de dader(s) hierbij humaan biologische sporen heeft/hebben achtergelaten op de ruit. Ik heb daarom de buitenzijde van de ruit met behulp van een wattenstaafje en gedemineraliseerd water bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan biologische sporen ten behoeve van DNA-onderzoek. Deze bemonstering heb ik respectievelijk voorzien van SIN AARJ4105NL.
3. Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt op 17 januari 2024, voor zover inhoudende (p.154-157):
Ontvangen sporenmateriaal
SIN AARJ4105NL Bemonstering buitenzijde verbroken raam hoog.
Interpretatie DNA-resultaten
Bemonstering buitenzijde verbroken raam hoog --> AARJ4105NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Berekening van de bewijswaarde
[naam 7]
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [naam 7] in de bemonstering 'Buitenzijde verbroken raam hoog AARJ4105NL' is de likelihood-ratio methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [naam 7] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Extreem veel waarschijnlijker: > 1.000.000.
Bewijsoverweging
Van het raam in de woning aan [adres 4] in Voorschoten is een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering AARJ3105NL is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van meer dan 1.000.000. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van het celmateriaal op deze locatie.
De verklaring van de verdachte dat zijn DNA hierop terecht kan zijn gekomen, doordat hij als glazenwasser werkte en zijn werkhandschoenen ook door anderen werden gebruikt, is volstrekt ongeloofwaardig en bovendien in het geheel niet onderbouwd dan wel concreet gemaakt. De rechtbank schuift zijn verklaring daarom terzijde.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd. De rechtbank acht het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van dagvaarding II
Wanneer hierna met betrekking tot dagvaarding II wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het registratienummer PL1500-2023248074, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer –
Leidschendam/Voorburg (doorgenummerd pagina 1 t/m 227).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 12 augustus 2023 (p. 86-116) met bijlage goederen, opgemaakt op 4 januari 2024 (p. 218-227), voor zover inhoudende:
Pleegdatum/tijd: Tussen 12 augustus 2023 om 05:37 uur en 12 augustus 2023 om 07:21 uur.
Ik woon op de [adres 6] te Leidschendam. Op 9 augustus 2023 vertrok ik samen met mijn gezin. Ik had mijn woning goed afgesloten. Ik zag dat alle ramen en deuren dicht waren. Ik had beide alarmen aangezet.
Ik hoorde en zag dat mijn alarm van het huis afging op mijn telefoon.
Ik stel een lijst met goederen beschikbaar welke goederen er weggenomen waren.
Bijlage goederen
Object: Tas (rechtbank: zes maal)
Object: Armband (rechtbank: drie maal)
Object: Ring (rechtbank: vier maal)
Object: Hanger (rechtbank: vier maal)
Object: Edelsteen
Object: Portemonnee
Object: Kleding (jas)
Object: Kleding (kostuum)
Object: Horloge (rechtbank: negen maal)
Object: Kleding (sjaal) (rechtbank: twee maal)
Object: Bril
Object: Armband (rechtbank: vijf maal)
Object: Sieraad
Object: Geldbedrag € 3.500,-
Object: Geldbedrag $ 500,-
Object: Diploma
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 augustus 2023, voor zover inhoudende (p.174-177):
Op 12 augustus 2023, omstreeks 05:30 uur, kwam er via het beveiligingsbedrijf Verisure melding dat er door één man werd ingebroken in de woning aan de [adres 6] te Leidschendam. Door het beveiligingsbedrijf werden screenshots beschikbaar gesteld welke waren gemaakt van de verdachte in de woning.
Omstreeks 05:50 uur werden ongeveer 2,4 km verderop twee mannen staande gehouden. Van beide verdachten werd een foto gemaakt en werd vergeleken met de screenshots van de verdachte in de woning. Naar aanleiding daarvan werden beiden mannen aangehouden terzake betrokkenheid bij het misdrijf.
Verdachte 1:
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 september 2023, voor zover inhoudende (p.169-170):
Dit fragment loopt van 05:00:00 – 05:59:59 en is gericht op de zijkant van de woning Populierlaan 6 te Leidschendam.
Entree deur
2023-08-12 05:22:13
Op dit fragment is te zien dat er twee personen, donker gekleed, het perceel op komen lopen. Ik zag dat er vervolgens een voorwerp vanuit de tuin werd gepakt en tegen de woning aan werd gezet. Vervolgens is te zien dat 1 persoon op dat voorwerp klimt, waarna de tweede persoon er ook op klimt en vervolgens via persoon 1 naar boven klimt en op het balkon van de woning terecht komt. De andere persoon blijft op het voorwerp staan. Deze persoon springt vervolgens van het voorwerp af en loopt met een gebogen houding en in versnelde pas weg en verdwijnt uit beeld.
2023-08-12 05:36:14
Op bovengenoemde tijd is te zien dat de verlichting aan gaat op de eerste verdieping van de betreffende woning.
2023-08-12 05:37:27
Op bovengenoemde tijd is te zien dat er 1 persoon op het balkon staat en zich vervolgens laat uitzakken van het balkon naar beneden en zo op het voorwerp weer terecht komt. De persoon sprong vervolgens van het voorwerp af naar beneden. Ik zag dat deze persoon een tas vast had in zijn handen.
4. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 6] Leidschendam), opgemaakt op 28 augustus 2023, voor zover inhoudende (p.181-187):
Op 12 augustus 2023 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 6] Leidschendam.
Eerste etage
Wij zagen dat de een ruit in het rechterraam, vanuit de deuropening gezien, verbroken was.
Ook zagen wij schoensporen op de vloer vanaf het raam richting de kledingkast staan ter hoogte van de deuropening naar de overloop. In het profiel zagen wij blokken, lijnen en de merknaam Nike staan. Het is mogelijk dat de dader(s) door de kledingkamer heeft/hebben gelopen en daarbij op de vloer schoenzoolsporen heeft/hebben achtergelaten. De sporen van een linker- en rechterschoen op voornoemde plekken heb ik, verbalisant Willemsen, middels een folie ten behoeve van schoenspoorvergelijkend onderzoek veiliggesteld en voorzien van SIN AAQW8428NL en AAQW8432NL.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 augustus 2023, voor zover inhoudende (p.145-146):
Op zaterdag 12 augustus 2023 heb ik de schoenen van verdachte [verdachte] , geboren [geboortedag] 1975, in beslaggenomen.
Goednummer: PL1500-2023248074-2999641
Object: Schoeisel (schoen)
Merk/type: Nike
6. Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, opgemaakt op 22 september 2023, voor zover inhoudende (p.188-192):
Betreffende: Een vergelijkend schoensporenonderzoek naar aanleiding van een diefstal uit een woning, gepleegd op 12 augustus 2023.
Ontvangen materiaal
[01] Een gelatinefolie met daarop een schoenafdrukspoor, veiliggesteld onder spoornummer PL1500-2023248074-145540 en voorzien van SIN AAQW8432NL;
[02] Een gelatinefolie met daarop een schoenafdrukspoor, veiliggesteld onder spoornummer PL1500-2023248074-145541 en voorzien van SIN AAQW8428NL;
[A] Een paar schoenen van het merk “Nike’’, voorzien van SIN AAQW6118NL, inbeslaggenomen onder goednummer PL1500-2023248074-2999641.
Vraagstelling
Zijn de schoensporen [01] t/m [06] veroorzaakt met een van de schoenen [A]?
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [01] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
• het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
• de afmetingen, voor zover zichtbaar, praktisch overeenkomen,
• 6 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en globaal in vorm overeenkomen
met 6 beschadigingen in de zool van de linkerschoen;
• de door het schoenspoor [01] weergegeven slijtage globaal overeenkomt met de slijtage
aan de linkerschoen;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [02] en anderzijds de zolen van de schoenen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
• het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
• de afmetingen, voor zover zichtbaar, praktisch overeenkomen;
• 2 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en vorm overeenkomen met 2
beschadigingen in de zolen van de schoenen;
• de door het schoenspoor [02] weergegeven slijtage globaal overeenkomt met de slijtage
aan de schoenen;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik, dat de schoensporen [01] en [02], veiliggesteld in zaak PL1500-2023248074, zijn veroorzaakt met de schoenen [A].
Bewijsoverweging
Gezien de aanwezigheid van de verdachte (en de medeverdachte) in de buurt van de woning kort na het tijdstip van de inbraak en de in de woning aangetroffen sporen van de schoenen van de verdachte, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte (tezamen met de medeverdachte) de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd. Dat in de voortuin van de woning een aangeefster onbekende oorbel is gevonden en dat het in de woning aangetroffen bloedspoor van een onbekende man is, maakt het voorgaande – anders dan de raadsman heeft betoogd – naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Het betoog van de raadsman vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen.
De rechtbank acht het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van dagvaarding III
De rechtbank zal voor de bewezenverklaring van het bij dagvaarding III ten laste gelegde feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, Sv. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna met betrekking tot dagvaarding III wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het registratienummer PL1500-2023161769, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 81).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 mei 2024;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 29 mei 2023 (p.6-8);
3. het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 29 mei 2023 (p.56-58);

4.het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2023 (p.22).

3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:
2
hij, op 6 januari 2024 te Sassenheim, gemeente Teylingen, in een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, autosleutels en sieraden en een voertuig (BMW I13 met kenteken [kenteken] ) en tennisaccessoires, die geheel aan [naam 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
3
hij, op 25 december 2023 te Voorschoten, in een woning gelegen aan het [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee met inhoud die [naam 8] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
Dagvaarding II:
hij op 12 augustus 2023 te Leidschendam tezamen en in vereniging met een of meer anderen meerdere geldbedragen, brillen, waardepapier, portemonnees, kleding (o.a. jas en kostuum), sieraden, horloges en tassen die geheel aan [naam 4] en [naam 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Dagvaarding III:
hij op 29 mei 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, in een woning te weten [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas en een geldbedrag en horloges en sieraden en bankpassen/creditcards en portemonnees en pasjeshouders die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 17 april 2024.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd op te leggen, waarvan een aanzienlijk deel voorwaardelijk en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 17 april 2024.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier ernstige feiten, te weten woninginbraken, waarbij hij de woningen indringend heeft doorzocht. Twee van deze woninginbraken hebben gedurende de nacht plaatsgevonden, terwijl de slachtoffers lagen te slapen. Deze slachtoffers zijn geconfronteerd met de aanwezigheid van de verdachte in hun eigen woning en zelfs hun eigen slaapkamer. De rechtbank rekent dit handelen de verdachte zwaar aan.
Woninginbraken zijn ernstige feiten, zeker omdat mensen zich in hun woning bij uitstek veilig moeten kunnen voelen, en maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de aangiftes en de toelichting van één van de slachtoffers ter terechtzitting. Ook heeft de verdachte met zijn handelen bijgedragen aan de versterking van de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Woninginbraken zorgen immers bij anderen, zoals omwonenden, ook voor gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien heeft hij financiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft onder meer merkkleding, geldbedragen, een auto(sleutel), portemonnees, sieraden, (merk)tassen weggenomen. Deze spullen, met name de sieraden, vertegenwoordigden niet alleen financiële, maar waarschijnlijk ook emotionele waarde voor degenen van wie deze spullen waren. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen en zich blijkbaar enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin om zodoende in zijn verslaving te kunnen voorzien, zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 april 2024. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 17 april 2024. Volgens de reclassering is sprake van een aantal criminogene factoren in het leven van de verdachte. De voornaamste zijn het middelengebruik, het psychosociaal functioneren (waaronder PTSS), de financiën, het sociale netwerk en de pro-criminele houding van de verdachte. Uit het advies volgt voorts dat bij de verdachte sprake is van een relatie tussen zijn delictgedrag en zijn middelengebruik. Daarnaast is ook sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten, in het bijzonder woninginbraken.
Gezien de risico’s en de criminogene factoren is de reclassering van mening dat bijzondere voorwaarden zijn geïndiceerd. Ook gelet op het gegeven dat de verdachte zich volgens de reclassering gemotiveerd toont voor gedragsverandering en hulpverlening. De reclassering adviseert dan ook oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur.
Alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden.
De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte na zijn detentie de begeleiding krijgt die hij volgens de reclassering nodig heeft. Om dat te bewerkstelligen zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel. De verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden. De duur van dat strafdeel bepaalt de rechtbank – eveneens in lijn met de eis van de officier van justitie – op zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, zodat de verdachte een stevige stok achter de deur heeft.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De vordering van de benadeelde partij

Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde heeft [naam 3] zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 400,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het standpunt van de officier van justitie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat niet is uitgesloten dat een inbraak in een woning, en daarmee een inbreuk op het recht op eerbiediging van de privésfeer, voor de bewoner(s) van die woning dermate ingrijpende gevolgen heeft dat zij grond kan bieden voor het aannemen van aantasting in de persoon, ook als die gevolgen niet als geestelijk letsel zijn aan te merken. Daarvoor is dan wel vereist dat vaststellingen omtrent die gevolgen (kunnen) worden gedaan.
Gelet op dit kader is hetgeen de benadeelde partij heeft gesteld – hoe invoelbaar de gevoelens van angst en een vergalde eerste kerstdag ook zijn – ontoereikend om te kunnen spreken van een aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ zoals hiervoor bedoeld. Zo heeft de benadeelde partij geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid en doet zich hier niet een situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan blijkt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Dat betekent dat ten aanzien van dit deel van de vordering geen wettelijke grondslag is aan te wijzen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en 3, bij dagvaarding II en bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I (09/041437-24), feit 2:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
ten aanzien van dagvaarding I (09/041437-24), feit 3:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
ten aanzien van dagvaarding II (09/051778-24):
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding III (09/132458-23):
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
28 (ACHTENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te ‘s-Gravengave op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling nodig vindt. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waar ook het innemen van medicijnen onder kan vallen als de zorginstelling dat noodzakelijk acht. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich onder behandeling stelt van Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waar ook het innemen van medicijnen onder kan vallen als de zorgverlener dat noodzakelijk acht;
- op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
De vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van vordering tot de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.W. Zijlstra, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2024.