ECLI:NL:RBDHA:2024:8382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL23.19804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijf als familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [A] had afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de partijen toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter overweegt dat partijen het erover eens zijn dat verzoeker niet uitgezet mag worden totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de uitzetting van verzoeker verboden. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van verzoeker moet bijdragen tot een bedrag van € 875,-.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 maart 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in geval van onverwijlde spoed.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19804
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: R. van der Heijden).

Procesverloop

In het besluit van 20 juni 2023 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verweerder heeft in een brief van 20 februari 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
3. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting van verzoeker tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Dat punt heeft een waarde van € 875,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 875,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit en verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 maart 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.