ECLI:NL:RBDHA:2024:8363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/09/655410 / KG ZA 23-900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot staken aanbestedingsprocedure en herbeoordeling inschrijving in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ItaQ B.V. en de Staat der Nederlanden, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, inzake een aanbestedingsprocedure voor ICT-professionals. ItaQ vorderde onder meer de Staat te verbieden uitvoering te geven aan de voorlopige gunningsbeslissing van 2 oktober 2023, waarin zij als veertiende in de rangorde was geëindigd. ItaQ stelde dat de beoordeling van haar inschrijving op basis van kwaliteitswensvragen subjectief en ondeskundig was, en dat de Staat bij de beoordeling criteria had gehanteerd die vooraf niet bekend waren gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat geen onbegrijpelijke of onjuiste beoordeling had gemaakt en dat er geen sprake was van niet vooraf bekend gemaakte criteria. De vorderingen van ItaQ werden afgewezen, evenals de vorderingen van de tussenkomende partij. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gebreken waren in de aanbestedingsprocedure die een staking of herbeoordeling rechtvaardigden. Tevens werd ItaQ veroordeeld in de proceskosten van de Staat en de tussenkomende partij.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/655410 / KG ZA 23-900
Vonnis in kort geding van 19 januari 2024
in de zaak van
ItaQ B.V.te Rijswijk,
eiseres,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Inkoop Uitvoering Centrum EZK, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland), Ministerie van Justitie en Veiligheid (Dienst Justitiële Inrichtingen, Justitiële ICT Organisatie, Dienst Justis en Nederlands Forensisch Instituut)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. D. Wolters Rückert te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
[naam 1] B.V.te [vestigingsplaats 1] ,
[naam 2] Nederland B.V.te [vestigingsplaats 2] ,
advocaten mrs. A.J. van de Watering en S. Buter te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘ItaQ’, gedaagde als ‘de Staat’ en de tussenkomers gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) als ‘ [naam 1] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en daarna overgelegde producties 1 tot en met 14;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging;
- de op 18 december 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door ItaQ en [naam 1] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.Het incident tot tussenkomst subsidiair voeging

2.1.
[naam 1] heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen ItaQ en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben ItaQ en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. [naam 1] is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Inkoop Uitvoering Centrum EZK heeft als onderdeel van de Staat een openbare aanbesteding gehouden voor de inhuur van ICT- en Informatievoorziening professionals. De aanbesteding wordt uitgevoerd namens en ten behoeve van de ‘Deelnemers’, te weten de Dienst Justitiële Instellingen (DJI), de Justitiële ICT Organisatie (JIO), het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en Screeningsautoriteit Justis.
3.2.
Het doel van de aanbesteding is om zes raamovereenkomsten te sluiten met zes verschillende Opdrachtnemers. Onder die raamovereenkomsten stellen Opdrachtnemers vervolgens op inhuurbasis tijdelijk ICT-professionals ter beschikking aan de Deelnemers. Dit gebeurt naar aanleiding van een aanvraag van een Deelnemer, waarbij de aanvraag wordt gedaan in het kader van een minicompetitie bij de Opdrachtnemers van alle raamovereenkomsten. In het Aanbestedingsdocument van 6 juni 2023 staat de volgende scope van de opdracht omschreven:
3.3.
Het gunningscriterium is beste prijs-kwaliteitverhouding, waarbij een Inschrijver voor het onderdeel kwaliteit maximaal 900 punten kan behalen en voor het onderdeel prijs maximaal 100 punten. Voor kwaliteit zijn vier kwaliteitswensvragen geformuleerd:
  • Kwaliteitswens 1: Accountmanagement en Regie,
  • Kwaliteitswens 2: Begeleiding ICT Professional en borging werkzaamheden,
  • Kwaliteitswens 3: Proeve van Bekwaamheid - Casus,
  • Kwaliteitswens 4: Proeve van Bekwaamheid - Werving en Selectie.
Ten aanzien van elke kwaliteitswensvraag zijn de achtergrond en doelstelling van de kwaliteitswensvraag in het Aanbestedingsdocument opgenomen, evenals de door de Inschrijver voor die kwaliteitswensvraag te beantwoorden vragen (de vraagstelling).
3.4.
De puntentoekenning voor de kwaliteitswensvragen geschiedt als volgt:
Daarbij wordt de volgende beoordelings- en waarderingsmaatstaf gehanteerd:
3.5.
Onder andere ItaQ en [naam 1] hebben tijdig op de aanbesteding ingeschreven.
3.6.
Bij brief van 2 oktober 2023 heeft de Staat de voorgenomen gunningsbeslissing aan de Inschrijvers bekend gemaakt. In de aan ItaQ verzonden voorlopige gunningsbeslissing staat dat zij als veertiende in de rangorde is geëindigd en dat zij daarmee niet in aanmerking komt voor gunning. In de brief is een tabel opgenomen met daarin opgenomen de namen van de zes winnaars en de scores van de winnaars en ItaQ per kwaliteitswensvraag en op het onderdeel prijs. Uit de tabel blijkt dat [naam 1] op de zesde plaats is geëindigd. ItaQ en [naam 1] hebben de volgende scores gehaald:
Verwijderd vanwege privacy-redenen
In de brief staat ook per wensvraag de motivering van de beoordelingscommissie voor de door ItaQ behaalde scores. Verder staan de volgens de Staat relatieve voordelen van de Inschrijver met rangorde 6 (wensvraag 1 en 4) en 2 (wensvraag 2, omdat bij die wensvraag [naam 1] lager had gescoord dan ItaQ) vermeld. Bij wensvraag 1 en 2 staat dat de betreffende Inschrijvers de facetten van de wensvraag
“relevanter, effectiever, concreter en meer toetsbaar”hebben omschreven. Bij wensvraag 4 staat dat de Inschrijver met rangnummer 5 de facetten van de wensvraag
“effectiever en concreter”omschrijft.
3.7.
Naar aanleiding van de gunningsbeslissing heeft ItaQ bezwaar gemaakt en verzocht om een bespreking. Op 12 oktober 2023 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen ItaQ en de Staat. ItaQ heeft onder meer gevraagd om een aangepaste voorlopige gunningsbeslissing met (nadere) toelichting op de relatieve voordelen van de winnaar. Dit verzoek is bij brief van de Staat van 16 oktober 2023 afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
ItaQ vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te verbieden uitvoering te geven aan de voorlopige gunningsbeslissing van 2 oktober 2023 en de Staat te gebieden die gunningsbeslissing in te trekken en ingetrokken te houden en de Staat te gebieden:
  • primair:over te gaan tot staking en het gestaakt houden van deze aanbestedingsprocedure;
  • subsidiair:de inschrijving van ItaQ op de kwaliteitswensvraag 1, 2 en 4 te laten herbeoordelen door nieuwe beoordelingscommissies, samengesteld uit terzake deskundige beoordelaars, en op basis van de resultaten van die herbeoordeling een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, tenzij de Staat de opdracht niet meer wil verstrekken, waartegen ItaQ binnen de bezwaartermijn conform het Aanbestedingsdocument bezwaar kan maken;
  • meer subsidiair:de gunningsbeslissing deugdelijk te motiveren, onder meer door de voordelen en relatieve kenmerken van de winnende Inschrijvers te vermelden en ItaQ in de gelegenheid stellen om daartegen binnen een termijn van 20 kalenderdagen in kort geding bezwaar te maken;
althans,
uiterst subsidiair, een andere maatregel te treffen die in goede justitie redelijk is en recht doet aan de belangen van ItaQ, alles met veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding.
4.2.
Daartoe voert ItaQ – kort samengevat – het volgende aan. De Staat heeft bij de beoordeling van de inschrijving van ItaQ criteria en aspecten gehanteerd die vooraf niet bekend zijn gemaakt. Dit moet leiden tot de primair gevorderde staking van de aanbestedingsprocedure. Aan de subsidiair gevorderde herbeoordeling legt ItaQ ten grondslag, dat de beoordeling op de kwaliteitswensvragen 1, 2 en 4 subjectief, ondeskundig of anderszins onbegrijpelijk heeft plaatsgevonden, waaronder begrepen een onbegrijpelijk oordeel vanwege het niet goed lezen van de inschrijving. Aan de meer subsidiaire gevorderde deugdelijke motivering van de gunningsbeslissing legt ItaQ ten grondslag, dat de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving in de gunningsbeslissing ontbreken. Vanwege het belang van ItaQ om gebruik te kunnen maken van haar recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen een gunningsbeslissing, moet de Staat op neutrale wijze de inhoud van de gegevens betreffende de doorslaggevende aspecten van de uitgekozen inschrijving in de gunningsbeslissing vermelden. Als een gunningsbeslissing daaraan niet voldoet, kan deze geen stand houden, aldus ItaQ.
4.3.
De Staat en [naam 1] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
[naam 1] vordert – zakelijk weergegeven – de vorderingen van ItaQ niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen en ItaQ te gebieden te gehengen en te gedogen dat de opdracht wordt gegund aan [naam 1] . Verkort weergegeven stelt [naam 1] daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van ItaQ, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.5.
Voor zover nodig zullen de standpunten van ItaQ en de Staat met betrekking tot de vorderingen van [naam 1] hierna worden besproken.
4.6.
[naam 1] heeft ook nog een voorwaardelijke vordering tegen de Staat ingesteld, namelijk voor het geval de voorzieningenrechter zou oordelen dat een (eigen) vordering tegen de Staat vereist is voor tussenkomst. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, dus deze vordering kan verder onbesproken blijven.

5.De beoordeling van het geschil

Vooraf
5.1.
De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen productie 14 van ItaQ, omdat deze volgens hem te laat (namelijk vrijdag 15 december 2023, om 12.30 uur) is overgelegd. Productie 14 is een door ItaQ opgesteld verslag van het gesprek dat ItaQ met de Staat heeft gehad op 12 oktober 2023 en had volgens de Staat eerder kunnen en moeten worden overgelegd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding deze productie buiten beschouwing te laten, nu deze weliswaar laat, maar wel meer dan 24 uur voor de zitting (maandag 18 december 2023 om 13.00 uur) is overgelegd (vgl. artikel 3.18 Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken) en bovendien in reactie op de conclusie van antwoord van de Staat, die donderdag 14 december 2023 aan het einde van de middag is ingediend.
5.2.
ItaQ legt aan zowel haar primaire vordering als haar subsidiaire vordering ten grondslag, dat de Staat haar inschrijving op kwaliteitswensvraag 1, 2 en 4 niet correct heeft beoordeeld. De voorzieningenrechter stelt voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het hoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelaars, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige vrijheid worden gegund, mede omdat van de voorzieningenrechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. In beginsel is het daarom niet aan de voorzieningenrechter om kwalificaties aan onderdelen van de inschrijving te verbinden zoals voldoende of goed. Alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling of van procedurele of inhoudelijke onjuistheden of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is er ruimte voor ingrijpen door de voorzieningenrechter. Voor toewijzing van de primaire vordering komt daar nog bij dat vereist is dat er zodanige gebreken kleven aan de aanbestedingsprocedure dat dit niet op andere wijze kan worden hersteld dan door het staken van de aanbestedingsprocedure (en vervolgens eventueel heraanbesteding). Indien van dergelijke gebreken geen sprake is, moet – als mogelijk sprake is van een gunningsbeslissing die niet deugt – dit worden hersteld door een herbeoordeling.
5.3.
De voorzieningenrechter zal hierna zowel de gevorderde heraanbesteding als de gevorderde herbeoordeling per kwaliteitswensvraag bespreken. De conclusie zal zijn dat er geen grond is voor heraanbesteding of herbeoordeling. Daarna zal de voorzieningenrechter in gaan op de gevorderde nadere motivering van de gunningsbeslissing. Tot slot komen de vorderingen van [naam 1] en de proceskostenveroordeling aan de orde.
Kwaliteitswensvraag 1
5.4.
Kwaliteitswensvraag 1 heeft betrekking op accountmanagement en regie. In het Aanbestedingsdocument staan – evenals bij de andere kwaliteitswensvragen – de achtergrond en doelstelling van de kwaliteitswensvraag omschreven en staan de te beantwoorden vragen genoemd. De achtergrond van kwaliteitswensvraag 1 vermeldt het volgende:
De doelstelling luidt als volgt:
En Inschrijvers moeten de volgende vragen beantwoorden:
5.5.
De inschrijving van ItaQ is op kwaliteitswensvraag 1 beoordeeld als ‘matig’ (cijfer 4). Voor zover ItaQ inzage heeft gegeven in de gunningsbeslissing (in de door haar overgelegde versie van de gunningsbeslissing is een deel van de tekst weggelakt), is die beoordeling als volgt gemotiveerd door de Staat:
Wensvraag 1: Accountmanagement en Regie
Cijfer: 4
Op grond van het samenstel van onderstaande bevindingen, is het antwoord van Inschrijver op Wensvraag 1 gewaardeerd als “matig”.
Maatregel 1
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De accountmanager voert ook gesprekken met al de gevonden en passende kandidaten. Inschrijver slaagt er in zijn beschrijving niet in om te overtuigen dat dit daadwerkelijk bijdraagt aan een hoogwaardige dienstverlening. De beoordelaars achten de beschreven span of control van de AM te hoog en het afbreukrisico van deze inrichting van de regie ook te hoog. De beschrijving is matig relevant en matig concreet, de effectiviteit zeer twijfelachtig. De cijfers voor de toetsbaarheid zijn te generiek.
Maatregel 2
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De bijdrage van de eerste kenniscommunity is zeer beperkt relevant en niet concreet beschreven. Het effect daarvan is onduidelijk. [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De beschreven effectiviteit is matig concreet. Het voorbeeld van toetsbare resultaten over een tekort aan [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] is niet direct relevant aan een maatregel voor kenniscommunities te linken.
Maatregel 3
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De maatregel is relevant, maar wel minder concreet, onder andere door het feit dat er veel met "we" wordt gesproken. De vraag rijst wie deze werkzaamheden allemaal verricht, en hoe dat wordt uitgevoerd. Ook is maatregel 3 niet echt toetsbaar, mede door het gebrek aan informatie over wat de prestatiecriteria zijn en wie het uitvoert.”
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt over de bezwaren van ItaQ tegen de wijze van beoordeling van kwaliteitswensvraag 1.

Met betrekking tot maatregel 1:
5.7.
Volgens ItaQ heeft de beoordelingscommissie haar inschrijving beoordeeld op andere criteria en aspecten dan vooraf is vermeld. Zij voert daartoe aan dat de beoordelingscommissie ‘hoogwaardige dienstverlening’ als norm hanteert, terwijl niet uit de achtergrond, het doel en de vraagstelling van kwaliteitswensvraag 1 blijkt dat hoogwaardige dienstverlening als norm heeft te gelden. Dit betoog slaagt niet. ItaQ heeft in haar inschrijving zelf gesteld dat haar maatregel 1 zou zorgen voor
“stabiliteit, continuïteit en een hoogwaardige dienstverlening”. In de motivering van de gunningsbeslissing staat dus niets meer dan dat de beoordelingscommissie de onderbouwing van de door ItaQ zelf gestelde effecten van de maatregel niet overtuigend vindt. Daarmee heeft de beoordelingscommissie geen beoordelingscriterium toegepast dat niet vooraf bekend is gemaakt, maar slechts de onderbouwing van een stelling van ItaQ zelf getoetst. Dat valt binnen de beoordelingsruimte die toekomt aan de beoordelingscommissie.
5.8.
Anders dan ItaQ stelt is de beoordelingscommissie ook niet buiten het beoordelingskader getreden door in de beoordeling van maatregel 1 te benoemen dat ItaQ er niet in is geslaagd om de commissie ervan
te overtuigendat haar maatregel daadwerkelijk bijdraagt aan een hoogwaardige dienstverlening. Ook dat valt binnen het beoordelingskader. In de in het Aanbestedingsdocument opgenomen Beoordelings- en waarderingsmaatstaf (zie onder 3.3), is immers opgenomen dat toetsbaarheid een rol speelt in de waardering van de antwoorden, waarbij als toelichting is opgenomen dat het antwoord in de werking en resultaat/effect voor de Deelnemers toetsbaar,
overtuigendis, dan wel zich in het verleden op
overtuigende wijzebewezen heeft in relatie met gestelde waarborgen en garanties. Dat daarbij een rol speelt dat
de beoordelaarsovertuigd moeten zijn – daar heeft ItaQ een punt van gemaakt – is niet te vermijden en maakt de beoordeling niet onbegrijpelijk of onjuist.
5.9.
De Staat heeft in de conclusie van antwoord geciteerd uit hetgeen ItaQ bij maatregel 1 heeft aangeboden en met de Staat is de voorzieningenrechter van oordeel dat daaruit blijkt dat de accountmanager een veelheid aan taken en contactpunten heeft. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter – en dus anders dan ItaQ stelt – binnen het toetsingskader dat de voorzieningenrechter heeft, de toelichting dat de beoordelaars de beschreven span of control van de accountmanager te hoog vinden en dat zij het afbreukrisico te hoog vinden niet onbegrijpelijk of onvoldoende onderbouwd. Tot slot is ook niet gebleken dat de beoordelingscommissie de inschrijving ten aanzien van maatregel 1 niet goed gelezen heeft of over onvoldoende deskundigheid beschikt. ItaQ motiveert deze stelling door aan te voeren dat in de beoordeling staat, dat de accountmanager gesprekken voert met “
al de gevonden en passende kandidaten”, terwijl in de inschrijving staat dat de accountmanager gesprekken voert met
“gevonden passende kandidaten”. Volgens ItaQ is dit een wezenlijk verschil, maar de voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat ItaQ niet heeft onderbouwd wat dat wezenlijke verschil dan is.

Met betrekking tot maatregel 2:
5.10.
Uit de door ItaQ overgelegde inschrijving is beperkt af te leiden wat zij met maatregel 2 heeft aangeboden, omdat een groot deel van de tekst (met volgens ItaQ bedrijfsvertrouwelijke informatie) door ItaQ is zwartgemaakt. In de conclusie van antwoord heeft de Staat nader toegelicht wat ItaQ heeft aangeboden met deze maatregel en waarom de beoordeling is uitgevallen zoals deze is uitgevallen. De Staat heeft toegelicht dat ItaQ niet concreet heeft omschreven hoe zij met de door haar aangeboden maatregel invulling geeft aan haar regierol, terwijl het daar juist om draait, en dat niet concreet wordt welke kennis in de vier Deelnemer-specifieke kenniscommunities aan de orde komt. Ten aanzien van het toetsbare resultaat van maatregel 2 heeft ItaQ volgens de Staat een voorbeeld genoemd waaruit niet is af te leiden dat het een toetsbaar resultaat van een kenniscommunity is. In het licht van deze toelichting heeft ItaQ onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom de beoordeling op dit punt onbegrijpelijk of onjuist zou zijn. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter in dit verband nog op dat de enkele omstandigheid dat ItaQ in haar inschrijving heeft opgenomen dat de accountmanager de regie voert en dat hij een cruciale rol vervult in het coördineren en beheren van kennis niet met zich brengt dat zij een
concreteomschrijving heeft gegeven hoe zij invulling geeft aan haar regierol. Anders dan ItaQ stelt is er in de conclusie van antwoord overigens ook geen sprake van een aanvulling op de gunningsbeslissing. De Staat heeft slechts geconcretiseerd waarom de inschrijving van ItaQ op dit punt beperkt relevant is en niet concreet is omschreven.

Met betrekking tot maatregel 3:
5.11.
De beoordeling dat de maatregel minder concreet is omschreven is niet onbegrijpelijk of onjuist, nu ItaQ bij de maatregel spreekt over ‘we’. Evident is – en dat is anders dan ItaQ stelt – dat door de Staat wel is begrepen dat ‘we’ op ItaQ slaat. Aangezien kwaliteitswensvraag 1 betrekking heeft op regievoering is niet onbegrijpelijk of onjuist dat de Staat de omschrijving van deze maatregel als minder concreet beoordeelt als volstaan wordt met een verwijzing naar ‘we’, zonder nadere aanduiding van wie / welke functie(s) binnen ItaQ deze werkzaamheden uitvoert of uitvoeren. Over het oordeel dat maatregel 3 beperkt toetsbaar is, heeft ItaQ gesteld dat dat een onbegrijpelijk oordeel is. Volgens haar blijkt uit de inschrijving wat de prestatiecriteria zijn en dat deze in de “SLA met de netwerkpartner” worden vastgelegd. Dit laatste blijkt echter niet uit de in dit kort geding overgelegde inschrijving van ItaQ en een oordeel door de voorzieningenrechter op dit punt is dus niet mogelijk. Dit komt voor risico van ItaQ.

Slotsom kwaliteitswensvraag 1:
5.12.
Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat ItaQ niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling van kwaliteitswensvraag 1 onbegrijpelijk of onjuist is en evenmin dat de inschrijving is beoordeeld op niet vooraf bekend gemaakte criteria en aspecten.
Kwaliteitswensvraag 2:
5.13.
Kwaliteitswensvraag 2 gaat over de begeleiding van de ICT Professional en de borging van werkzaamheden. De achtergrond van deze kwaliteitswensvraag staat als volgt omschreven in het Aanbestedingsdocument:
De doelstelling luidt als volgt:
En Inschrijvers moeten de volgende vragen beantwoorden:
5.14.
Uit de beantwoording van vraag 154 en 210 in de Nota van Inlichtingen blijkt uitdrukkelijk dat hetgeen bij de eerste vraag beschreven moet worden betrekking heeft op de fase dat de ICT-professional al is geselecteerd en dat duidelijk is dat deze bij een Deelnemer een opdracht zal uitvoeren. De betreffende vragen en antwoorden in de Nota van Inlichtingen luiden als volgt:
5.15.
De inschrijving van ItaQ is ten aanzien van kwaliteitswensvraag 2 beoordeeld met een voldoende (cijfer 6). Dit is – voor zover ItaQ daar in deze procedure inzage in heeft gegeven – door de Staat als volgt gemotiveerd in de gunningsbeslissing:
Wensvraag 2 Begeleiding ICT Professional en borging werkzaamheden
Cijfer: 6
Op grond van het samenstel van onderstaande bevindingen, is het antwoord van Inschrijver op Wensvraag 2 gewaardeerd als "voldoende",
Hoe u de ICT-Professional voorbereidt op de inhuuropdracht
De [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] speelt in de gehele beantwoording bij alle maatregelen een centrale rol. Inschrijver geeft dit direct bij de start van de inschrijving aan.
Zo wordt de ICT-Professional steeds op een efficiënte en laagdrempelige wijze persoonlijk begeleid. Er is ook waardering voor het gegeven, dat Inschrijver in verschillende delen van zijn antwoord op één eenduidig proces teruggrijpt.
Maatregel 1a daarentegen wordt als niet relevant beschouwd voor de gestelde vraag, vanwege het antwoord op vraag 154 van de Nota van Inlichtingen (NVI). Aanbestedende dienst vraagt om maatregelen vanaf het moment dat de Deelnemer bekend heeft gemaakt dat de ICT-Professional ingezet zal worden. Uw eerder gevoerde selectieprocedure is daarvoor niet relevant.
Maatregelen 1b en 1c zijn helder en concreet beschreven, en worden wel relevant bevonden. Inschrijver benoemt toetsbare resultaten om de effectiviteit van deze maatregelen te ondersteunen alleen bij Maatregel 1a. Het verband tussen deze resultaten en de onder 1b en 1c benoemde maatregelen blijkt niet uit dit deel-antwoord.
De maatregelen die u neemt ter ondersteuning van de ICT-Professional bij de uitvoering van de inhuuropdracht
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] Deze maatregelen zijn als relevant beoordeeld.
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] worden als een passende mate van begeleiding gezien. Ook [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] spreken aan. [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] Uw maatregel 2d grijpt in de kern terug op 'referentiegesprekken" bij "iedere nieuwe kandidaat"; een activiteit die u in de selectiefase verricht. Tenslotte wordt in dit deel-antwoord uw toelichting over ondersteuning via toegang tot kennis gemist. Ook dit deel-antwoord bevat geen expliciete beschrijving, waarin verband wordt gelegd tussen de benoemde maatregelen en toetsbare resultaten.
De maatregelen die u neemt om ervoor te zorgen dat de ICT-Professional alles correct documenteert, borgt en overdraagt
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt]
Bij "onvoorziene uitval" is onduidelijk hoe actueel het laatste [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] dossier is bijgewerkt. Gewaardeerd wordt de garantie, dat een vertrokken professional drie maanden kosteloos beschikbaar blijft voor vragen van Deelnemer. Inschrijver bevestigt de effectiviteit van de maatregelen tot op zekere hoogte door middel van toetsbare resultaten. Een expliciete passage, hoe Inschrijver de effectiviteit van deze maatregelen onderbouwt met toetsbare resultaten is niet aangetroffen.
De maatregelen die u bij (voorziene of onvoorziene) uitval neemt
[voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De genoemde maatregelen zijn relevant voor de opdracht. Ook [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] wordt gewaardeerd.
Een vraag die in het antwoord onbeantwoord blijft; wie werkt wie in? Een punt van kritiek is ook dat het antwoord weinig zekerheid geeft op de vraag of het overdrachtsdossier daadwerkelijk geactualiseerd beschikbaar komt.
Inschrijver stelt dat de effectiviteit van de in te zetten maatregelen wordt bewezen door de door hem benoemde toetsbare resultaten. De concrete bijdrage van de verschillende maatregelen aan de op zich relevante genoemde resultaten kan in de beoordeling echter niet direct getoetst worden.
(…)”
5.16.
De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat ItaQ ten aanzien van de maatregelen ter voorbereiding op de inhuuropdracht ten dele een niet relevant antwoord heeft gegeven. ItaQ heeft in maatregel 1a omschreven dat de voorbereiding op de opdracht al start bij de selectie van de kandidaat en hoe zij selectie van kandidaten invult. Dit terwijl uit de beantwoording van vraag 154 (en 210) duidelijk blijkt, dat deze wensvraag betrekking heeft op de periode nadat duidelijk is dat een bepaalde kandidaat een opdracht gaat uitvoeren en dus niet op de sollicitatie- en/of selectiefase. Het oordeel van de beoordelingscommissie dat ten dele een niet relevant antwoord is gegeven is dus – anders dan ItaQ betoogt – begrijpelijk en niet onjuist. Niet valt in te zien dat de beoordelingscommissie hiermee niet binnen het beoordelingskader is gebleven.
5.17.
Ook het oordeel van de beoordelingscommissie dat een toelichting over ondersteuning via toegang tot kennis bij maatregel 2d wordt gemist, is niet evident onbegrijpelijk of onjuist. Weliswaar – dat stelt ItaQ terecht – is toegang tot kennis en de ondersteuning daarbij geen afzonderlijk genoemd onderdeel van de doelstellingen van kwaliteitswensvraag 2, maar bij de achtergrond van deze kwaliteitswensvraag staat wel uitdrukkelijk het volgende:
“Tijdens de inzet van de ICT-Professional is er vaak sprake van onvoorziene omstandigheden en komt het aan op de kennis, competenties, flexibiliteit en ervaring van de ingezette ICT-Professional”.
De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat gezien de omschreven achtergrond bij de kwaliteitswensvraag kennis van de ICT-professional onderdeel uitmaakt van de begeleiding van de ICT-Professional. Dit geldt te meer omdat doelstelling 2 expliciet ziet op het incasseren en doorgaan bij onverwachte gebeurtenissen, waarbij het dus, volgens de door de Staat opgenomen achtergrond, juist aankomt op kennis. De beoordelingscommissie is met het oordeel op dit punt dan ook niet buiten haar beoordelingskader getreden. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter hier nog op dat het feit dat ItaQ bij haar antwoord verwijst naar een bepaald door haar ontwikkeld systeem het vorenstaande niet anders maakt. Voor zover de voorzieningenrechter van ItaQ inzage heeft gekregen in haar antwoord waarin zij verwijst naar dit systeem is de voorzieningenrechter met de Staat van oordeel, dat dit antwoord algemeen is en geen inzage geeft in hoe ItaQ de ICT-Professional precies ondersteunt met betrekking tot (toegang tot) kennis bij de uitvoering van de opdracht. Dat een ICT-Professional toegang heeft tot kennis, is niet gelijk te stellen met het bieden van ondersteuning daarbij.
5.18.
Volgens ItaQ is de beoordeling van de Staat van “De maatregelen die u neemt om ervoor te zorgen dat de ICT-Professional alles correct documenteert, borgt en overdraagt” dat bij onvoorziene uitval onduidelijk is hoe actueel het laatste (…) dossier is bijgewerkt onbegrijpelijk. ItaQ heeft er daarbij op gewezen dat zij in haar inschrijving duidelijk heeft opgenomen dat de ICT-professional dat dossier elk kwartaal bijwerkt en minimaal wekelijks de werkzaamheden, opdrachtvoortgang en behaalde prestaties documenteert. Met de Staat is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit een algemeen antwoord is en geen betrekking heeft op onvoorziene uitval. Daar is wel om gevraagd en daarmee is de beoordeling op dit punt niet onbegrijpelijk of onjuist. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat bij deze maatregel wel íets geschreven wordt over onvoorziene uitval en dat de stelling van de Staat in de conclusie van antwoord dat er bij deze maatregel met geen woord wordt gerept over onvoorziene uitval dus niet juist is. Voor zover ItaQ inzage heeft gegeven in haar inschrijving, staat er echter slechts het volgende:
“Bij onvoorziene uitval geeft de AM (…) aan de Inhurend Manager inclusief het (…)”.De voorzieningenrechter kan dit verder niet duiden, door de mate waarin ItaQ deze informatie heeft weggelakt. Dat komt voor haar rekening en risico. Er blijkt in elk geval niet uit dat dit betrekking heeft op het dossier waarnaar in de beoordeling verwezen wordt en dat de in de gunningsbeslissing gegeven beoordeling evident onjuist of onbegrijpelijk is.
5.19.
ItaQ heeft geen inzage gegeven in haar inschrijving ten aanzien van punt 4, maatregelen om vertraging bij uitval te mitigeren. Zij stelt dat de beoordeling van de Staat die vermeldt dat onbeantwoord blijft wie wie inwerkt opmerkelijk is, omdat die vraag wel degelijk is beantwoord in de inschrijving. Dat is voor de voorzieningenrechter niet aan de hand van de inschrijving na te gaan. ItaQ stelt in de dagvaarding dat hierover in de inschrijving staat:
“Het accountteam bereidt vervangers op dezelfde manier voor op de opdracht als een nieuwe kandidaat en na de start beschikt de nieuwe ICT-professional meteen over XXX [zie maatregel 3a], XXX-dossier en bij behorende producten [zie maatregel 3b].
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit geen antwoord geeft op de vraag wie wie inwerkt en zij is dan ook van oordeel dat de beoordeling ook op dit punt de toets der kritiek kan doorstaan. Voorbereiden van vervangers in een lopende opdracht bij onvoorziene uitval kan overigens niet gelijkgesteld worden met voorbereiden van kandidaten die voorzien nieuw starten in een opdracht. Bovendien kunnen maatregelen die betrekking hebben op subvraag 3 slechts beperkt dienen ter mitigatie van vertraging bij onvoorziene uitval, aangezien subvraag 3 betrekking heeft op het documenteren, borgen en overdragen van informatie en dat slechts een beperkt deel is van maatregelen die nodig zijn bij uitval. Bovendien stelt de Staat terecht dat een inschrijving geen zoekplaatje moet worden. Een Inschrijver moet relevante onderdelen van een maatregel beschrijven op de plaats waar die maatregel wordt uitgevraagd en voor zover hij ervoor kiest om dat niet te doen, kan dat een negatieve invloed hebben op de beoordeling.
5.20.
ItaQ stelt in de dagvaarding ten aanzien van kwaliteitswensvraag 2 tot slot (onder 4.17.4) nog dat de beoordelingscommissie stelt dat:
  • het verband tussen de resultaten van maatregel la en de onder lb en lc benoemde maatregelen niet blijkt uit dit deelantwoord.
  • dat maatregel 2 geen expliciete beschrijving bevat, waarin verband wordt gelegd tussen de benoemde maatregelen en toetsbare resultaten.
  • met betrekking tot maatregel 3 dat "een expliciete passage, hoe Inschrijver de effectiviteit van deze maatregelen onderbouwt met toetsbare resultaten niet [is] aangetroffen.
  • met betrekking tot maatregel 4 dat "De concrete bijdrage van de verschillende maatregelen aan de op zich relevante genoemde resultaten in de beoordeling echter niet direct getoetst [kan] worden."
Deze oordelen zijn volgens ItaQ onbegrijpelijk omdat zij in haar inschrijving nadrukkelijk onderbouwt en aantoont dat de genoemde maatregelen leiden tot een stabiele en betrouwbare inzet van kandidaten. In de inschrijving is volgens ItaQ opgenomen dat de tevredenheid van de inhurende managers zeer hoog, is de inwerkperiode van vervangers met minstens XXX% verkort, en het uitvalpercentage is al jarenlang onder de XXX%. De beoordelingscommissie refereert volgens ItaQ wel aan die onderbouwing maar ziet kennelijk over het hoofd dat de maatregelen tezamen tot die resultaten leiden. In de vraagstelling is niet vermeld dat elke beschrijving uit de vraagstelling a t/m e voorzien moest zijn van een toetsbaar resultaat, zodat de beoordelingscommissie volgens ItaQ buiten het vooraf gegeven kader is getreden.
5.21.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat wel degelijk gevraagd is om een toetsbaar resultaat, daargelaten of dat expliciet is opgenomen bij de kwaliteitswensvraag. In de in het Aanbestedingsdocument opgenomen tabel “Beoordelings- en waarderingsmaatstaf” is dat immers uitdrukkelijk opgenomen. ItaQ heeft er naar de voorzieningenrechter begrijpt voor gekozen om aan het einde van de beantwoording van kwaliteitswensvraag 2 een korte passage op te nemen over waar de door haar aangeboden maatregelen toe leiden. Zij betwist niet dat zij niet per deelantwoord de resultaten heeft benoemd. In zoverre is de beoordeling zoals deze is opgenomen in de gunningsbeslissing dus niet onjuist. De Staat stelt terecht dat hetgeen ItaQ in de slotpassage heeft opgenomen niet aan concrete maatregelen is gekoppeld, terwijl daar in het kader van de beoordeling van de effectiviteit van een maatregel (een en ander zoals opgenomen in de beoordelings- en waarderingsmaatstaf) wel naar werd gekeken. Ook hier is dus geen sprake van een onjuiste of onbegrijpelijke beoordeling.
5.22.
Slotsom is dat ook de beoordeling van kwaliteitswensvraag 2 niet noopt tot ingrijpen door de voorzieningenrechter.
Kwaliteitswensvraag 4:
5.23.
Kwaliteitswensvraag 4 is een proeve van bekwaamheid op het gebied van werving en selectie. De achtergrond bij (en tevens doelstelling van) deze kwaliteitswensvraag is dat de Deelnemers Kandidaten aangeboden willen krijgen die goed passen op de Aanvraag. Bij de achtergrond staat in het Aanbestedingsdocument verder omschreven, dat de beoordelingscommissie de kwaliteiten van het team van Inschrijver dat de gevraagde dienstverlening gaat leveren wil beoordelen aan de hand van een casus. De vraagstelling bij deze kwaliteitswensvraag luidt als volgt:
In de beoordeling van kwaliteitswensvraag 4 worden de door de Inschrijver gestelde vragen, de bevindingen en de cv’s betrokken.
5.24.
De inschrijving van ItaQ is ten aanzien van kwaliteitswensvraag 4 beoordeeld met een voldoende. Dit is – voor zover ItaQ daar in deze procedure inzage in heeft gegeven – door de Staat als volgt gemotiveerd in de gunningsbeslissing:
“Wensvraag 4 Proeve van bekwaamheid Werving en Selectie
Cijfer: 6
Op grond van het samenstel van onderstaande bevindingen, is het antwoord van Inschrijver op Wensvraag 4 gewaardeerd als "voldoende".
In welke mate heeft Inschrijver relevante vragen gesteld
De door Inschrijver gestelde vragen zijn in het algemeen relevant en concreet, maar iets minder effectief bevonden door de beoordelingscommissie. Vraag 3 vraagt naar de bekende weg, hetgeen niet effectief is.
In welke mate doorgrondt Inschrijver de casus
Inschrijver doorgrondt de opdracht in voldoende mate. Alle relevante technische zaken worden concreet benoemd. Inschrijver heeft de keuze gemaakt om de beschrijving het aantonen van de doorgronden van de casus te vermengen met een beschrijving van de zoekmethode en de zoekstrategie. Hierbij wordt telkens nader inzicht in de casus verworven door informatie tijdens de search. In de vraagstelling wordt wel naar een onderbouwing van het doorgronden van de casus gevraagd, maar niet naar de reis daarnaar toe. [voorzieningenrechter: informatie door ItaQ weggelakt] De beoordelingscommissie mist aandacht voor stakeholders en de benodigde competenties.
Toelichting keuze cv
Door de keuze van Inschrijver in de opbouw van zijn betoog, is er weinig ruimte overgebleven voor de toelichting op de cv's, waardoor deze te summier en te weinig concreet bevonden wordt door de beoordelingscommissie. Ook ligt de focus te weinig op de belangrijke testmanager-rol.
Cv 1 betreft een kandidaat met 15 jaar testervaring. De laatste 10 jaar ervaring bestaat voornamelijk uit testautomatisering in plaats van testcoördinatie en/of -management. Ook is de overheidservaring met slechts zes maanden beperkt van aard. Daarbij wordt het cv in het algemeen summier bevonden door de beoordelingscommissie. Zo is het moeilijk om af te leiden wat de werkzaamheden inhielden en is ook de ervaring met betrekking tot de aansturing van FAT niet te bepalen.
Cv 2 betreft een kandidaat met 15 jaren ervaring in het testvak. De beoordelingscommissie waardeert het feit dat de competenties worden benoemd. De kandidaat voldoet aan de eisen die Inschrijver heelt gesteld. Voldoende opdrachten als testmanager, ervaring met transitie van Waterval naar Agile. Ook hier wordt de ervaring met de aansturing van FAT niet goed benoemd. Competenties als Testmanager (taakstelling, stakeholder en complexe omgeving) zijn niet benoemd.
Alleen kandidaat 2 zou worden uitgenodigd voor een gesprek.”
5.25.
Opgemerkt wordt dat er een aantal aspecten negatief (althans, kritisch / niet positief) zijn beoordeeld, waartegen ItaQ geen bezwaar heeft gemaakt. De Staat stelt terecht dat alleen al vanwege deze punten van kritiek een beoordeling met een voldoende en niet een goed terecht is. Ten aanzien van de aspecten waartegen ItaQ wel bezwaar maakt is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de beoordeling onbegrijpelijk of onjuist is.
5.26.
ItaQ stelt dat de Staat buiten de beoordelingskaders is getreden met de beoordeling dat (i) aandacht voor stakeholders mist, (ii) overheidservaring met slechts zes maanden beperkt van aard is en (iii) ervaring met FAT niet goed benoemd wordt. Van een beoordeling buiten de kaders is hiermee echter geen sprake. De Staat heeft in dit verband toegelicht dat in de uitvraag staat dat de Inschrijver moet laten zien de casus goed te doorgronden. Onderdeel daarvan is dat de Inschrijver moet kunnen analyseren naar welk type functie de Deelnemer op zoek is. Dat in de aanvraag en gevraagde competenties dus een bepaald aspect niet expliciet is benoemd of uitgevraagd, betekent daarmee niet dat de beoordelingscommissie buiten het kader is getreden door daar in de beoordeling op in te gaan.
5.27.
Overigens, dat stelt de Staat terecht, heeft ItaQ kennelijk begrepen dat stakeholders van belang zijn voor de gevraagde functie, nu zij in haar beschrijving heeft opgenomen dat de kandidaat, gezien de leidende rol die wordt vervuld, ook zijn of haar omgeving moet meenemen in veranderingen in werkwijze, aanpak en methodiek tijdens de opdracht. Vervolgens is er weinig concreet gemaakt om welke omgeving “die moet worden meegenomen” het dan gaat. Daarmee is het oordeel van de beoordelingscommissie dat aandacht voor stakeholders mist niet onbegrijpelijk. Ten aanzien van de overheidservaring is de opmerking dat overheidservaring met slechts zes maanden beperkt van aard is voor een functie binnen een overheidsinstantie hoe dan ook niet onbegrijpelijk. Ten aanzien van ervaring met FAT geldt dat in de opdrachtbeschrijving in de aanvraag expliciet staat dat de kandidaat als hoofdtaak krijgt
“het opstellen van een Master Test Plan, het opstellen, voorbereiden en aansturen van de FAT om de juiste dekking te bereiken”.Dit is weliswaar geen knock-out eis (die ook zijn opgenomen in de aanvraag), maar bij deze opdrachtomschrijving kan ervaring met voorbereiden en aansturen van FAT vanzelfsprekend wel bij de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium worden betrokken. Dat de beide kandidaten FAT-gecertificeerd zijn, is geen onderwerp van geschil. De beoordeling ziet op de vraag of er ook ervaring is met het aansturen op het gebied van FAT. De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat hiervoor onvoldoende aanknopingspunten in de ingediende cv’s staan en acht dit oordeel daarmee niet onbegrijpelijk of onjuist.
5.28.
Tot slot heeft ItaQ zich verzet tegen het oordeel dat de beoordelingscommissie stelt aandacht te missen voor de competenties. Dat oordeel is volgens ItaQ onbegrijpelijk, omdat zij in haar antwoord nadrukkelijk de aandacht voor de competenties beschrijft als onderdeel van het proces. Dit is echter een beschrijving van het proces waarmee zij tot een selectie van voor te stellen kandidaten komt. Daarin omschrijft zij inderdaad op welke wijze zij competenties betrekt om te komen tot de best passende kandidaten. Zoals de Staat terecht stelt, ontbreekt in het antwoord echter een beoordeling van de in de aanvraag gevraagde competenties en of deze passend zijn bij de functie waarvoor een kandidaat wordt gezocht en heeft zij nagelaten aandacht te besteden aan de voor de gevraagde functie benodigde specifieke competenties. Dat de Staat daar in het antwoord naar op zoek was blijkt duidelijk uit de omschrijving van deze kwaliteitswensvraag in het Aanbestedingsdocument, waarin immers als achtergrond en doelstelling staan, dat Deelnemers goede passende kandidaten aangeboden krijgen en dat Inschrijvers moeten laten zien de casus te doorgronden, Uit dit alles volgt dat niet kan worden volstaan met een opmerking dat er aandacht is besteed aan competenties, maar dat inzicht wordt verlangd in de volgens de Inschrijver voor de aanvraag benodigde competenties.
5.29.
Uit het voorgaande volgt dat ook de beoordeling van kwaliteitswensvraag 4 geen ingrijpen door de voorzieningenrechter rechtvaardigt.
Slotsom primaire en subsidiaire vordering
5.30.
Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft ItaQ niet aannemelijk gemaakt dat er zodanige gebreken kleven aan de aanbestedingsprocedure dat de aanbestedingsprocedure moet worden gestaakt en is er ook gen aanleiding voor een herbeoordeling. De primaire en subsidiaire vordering worden dan ook afgewezen.
Meer subsidiaire vordering: nadere motivering van de gunningsbeslissing
5.31.
Beoordeeld moet worden of de Staat de op hem rustende motiveringsplicht heeft geschonden. Op grond van artikel 2.130 Aw 2012 moet de mededeling van de gunningsbeslissing aan iedere inschrijver of gegadigde onder meer de relevante redenen voor die beslissing bevatten, waaronder in ieder geval moet worden verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving(en). Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 2.130 Aw 2012 ligt het, ingeval de aanbestedende dienst het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
­ bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
­ bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.32.
De voorlopige gunningsbeslissing voldoet aan voormelde vereisten. De voorlopige gunningsbeslissing bevat een tabel met - van de zes Inschrijvers die voor gunning in aanmerking komen en van ItaQ - de scores per subgunningscriterium (ook op het onderdeel prijs) en de totale score. Daarnaast heeft de Staat de door ItaQ zelf behaalde score uitgebreid toegelicht. ItaQ heeft ook erkend dat de gunningsbelissing ten aanzien van de door haarzelf behaalde scores voldoende is gemotiveerd. Hieruit volgt ook waarom ItaQ op verschillende onderdelen niet de maximumscore heeft behaald. Ten aanzien van de Inschrijver die bij een specifiek criterium in rangorde boven ItaQ is geëindigd is heel summier een toelichting op de meerwaarde gegeven (vgl. onder 3.4). Al met al beschikt ItaQ dus over scores van de winnende inschrijvers per subgunningscriterium en weet zij ook waarom zij zelf niet een hogere score heeft gehaald. Hiermee heeft de Staat voldoende duidelijk gemaakt wat de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijvingen zijn en volstaat de motivering van de gunningsbeslissing. ItaQ stelt dat de toelichting op de scores van de winnende Inschrijvers uitgebreider moet zijn, omdat de Staat anders haar recht op rechtsbescherming schendt en bovendien niet transparant is. In dit standpunt wordt ItaQ niet gevolgd. De op de Staat rustende verplichting om de gunningsbeslissing te motiveren reikt niet zo ver dat hij bij een beslissing om niet te gunnen gehouden is om (in wezen) inzage te geven in (delen van) de aanbiedingen van andere Inschrijvers. Het staat de Staat niet zonder meer vrij om daar inzicht in te geven, omdat deze aanbiedingen bedrijfsvertrouwelijke informatie kunnen bevatten. In dat kader is significant dat ItaQ zelf in deze procedure bepaalde inschrijvingsinformatie niet heeft verstrekt vanwege de bedrijfsvertrouwelijke aard ervan. De verplichting voor de aanbestedende dienst tot motivering van de gunningsbeslissing strekt ook niet zover dat andere Inschrijvers op basis van de gunningsbeslissing in staat moeten zijn om te controleren of de winnende inschrijving correct is beoordeeld. In dat verband is ook relevant dat de inschrijvingen in dit geval op hun eigen merites worden beoordeeld en dat ItaQ ook op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling van de andere inschrijvingen niet correct is verlopen. De Staat stelt tot slot terecht dat ItaQ aan de hand van de gegeven motivering heeft kunnen bepalen of zij tegen de gunningsbeslissing op wilde komen. Zij heeft dat ook feitelijk gedaan, onder aanvoering van vele argumenten.
5.33.
Ook de meer subsidiaire vordering zal dus worden afgewezen.
De vorderingen van [naam 1]
5.34.
Nu de Staat voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan (onder andere) [naam 1] , brengt voormelde beslissing mee dat [naam 1] geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar tegen ItaQ ingestelde vorderingen, zodat deze worden afgewezen.
De proceskosten.
5.35.
Ondanks de afwijzing van de door [naam 1] tegen ItaQ ingestelde vordering moet ItaQ in haar verhouding tot [naam 1] worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van [naam 1] was immers te voorkomen dat de opdracht aan ItaQ zou worden gegund, welk doel is bereikt. ItaQ zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van [naam 1] . Voorts zal ItaQ, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat.
5.36.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is ItaQ de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van ItaQ en [naam 1] af;
6.2.
veroordeelt ItaQ in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van de Staat en van [naam 1] telkens begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 5.36;
6.3.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is ItaQ de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
idt