ECLI:NL:RBDHA:2024:8360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
23/5404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door de gemeente Leiden en de motivering daarvan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024, wordt het beroep van de Stichting Leids Steunloket Migranten tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag voor het jaar 2023 beoordeeld. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Leiden op 27 januari 2023, en na bezwaar werd dit besluit op 7 juli 2023 herroepen, maar de aanvraag werd opnieuw afgewezen op basis van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2021. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat verweerder geen duidelijke kaders heeft geschept voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat verweerder in gesprek gaat met eiseres om informatie te verkrijgen over de activiteiten die mogelijk subsidiabel zijn.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet begrijpelijk is, vooral omdat eiseres in 2021 wel subsidie ontving voor vergelijkbare activiteiten. De rechtbank wijst op het gebrek aan transparantie in de besluitvorming en het niet tijdig indienen van een verweerschrift door verweerder. Eiseres vraagt om schadevergoeding voor de financiële schade die zij heeft geleden door de afwijzing van de subsidie, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat ten onrechte geen subsidie is verleend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5404

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

Stichting Leids Steunloket Migranten, uit Leiden, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Langerak en mr. M.J. Habermann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres voor het jaar 2023.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 27 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juli 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het besluit herroepen en een nieuw besluit genomen. Verweerder heeft de subsidieaanvraag wederom afgewezen, maar nu op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene Subsidieverordening (ASV) gemeente Leiden 2021.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] , directeur van de stichting, vergezeld door [naam 2] , werkzaam bij de Partij voor de Arbeid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is een vrijwilligersorganisatie die naar eigen zeggen ondersteuning biedt op het juridische, educatieve en sociale vlak aan migranten en niet-immigranten samen. Zij heeft subsidie aangevraagd binnen het programma Sterke Sociale Basis. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat de benodigde subsidie € 40.200,- is.
2.1.
Verweerder heeft dit afgewezen omdat de activiteiten grotendeels al vallen binnen de opdracht van de Sterke Sociale Basis. Ook is er geen ruimte meer in het geoormerkte budget voor subsidie ten behoeve van vrijwilligersorganisaties.
2.2.
De regionale commissie bezwaarschriften adviseerde het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren. Het is volgens de commissie niet duidelijk op welke grondslag de aanvraag is afgewezen. Daarnaast lijkt de grond dat er geen budget meer is voor de subsidie niet te kloppen.
2.3.
Verweerder heeft naar aanleiding van het advies het primaire besluit herroepen en de aanvraag wederom afgewezen. Deze maal met verwijzing naar artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de ASV, omdat toekenning van de aanvraag niet past binnen verweerders beleid. Verweerder wijst op de vaste werkwijze dat een subsidieaanvraag eerst met de gemeentelijke samenwerkingspartner wordt besproken, in dit geval Incluzio. Uit het adviesgesprek tussen eiseres en Incluzio bleek dat de activiteiten die eiseres beoogt al in Leiden worden uitgevoerd bij zogenaamde Huizen van de Buurt. Eiseres kan kosteloos bij deze algemene voorziening aansluiten. Daarnaast heeft Incluzio eiseres er op gewezen dat het gevraagde bedrag (veel) te hoog is.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het bestreden besluit is onzorgvuldig omdat het uitgaat van onjuiste feiten en omstandigheden. Het klopt niet dat het beschikbare maximale budget voor vrijwilligersorganisaties voor 2023 € 83.176,- is. Gebleken is dat verweerder geen subsidieplafond heeft vastgesteld voor het programma Sterke Sociale Basis.
Afwijzing van de subsidieaanvraag is niet begrijpelijk, omdat eiseres in 2021 wel een subsidie heeft ontvangen binnen het programma Sociale Impact 2021 Corona Maatregelen. Het is eiseres niet duidelijk waarom zij in 2021 wel nog subsidie kreeg en nu niet. De afwijzing is ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiseres noemt een aantal stichtingen die wel subsidie kregen. Het is daarmee niet duidelijk en transparant hoe de subsidie wordt verdeeld. Tot slot vindt eiseres dat verweerder ten onrechte niet tijdig een verweerschrift heeft ingediend. Eiseres vraagt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen voor financiële schade die zij heeft geleden door het uitblijven van de subsidie.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft eiseres procesbelang?
5. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiseres belang heeft bij de behandeling van haar beroep. De subsidie is immers aangevraagd voor activiteiten in 2023 die feitelijk al hebben plaatsgevonden, althans in dat jaar waren voorzien.
5.1.
Uit het beroepschrift en de zitting kan worden afgeleid dat eiseres in 2023 activiteiten heeft verricht en daarvoor kosten heeft gemaakt. Eiseres wil de gevraagde subsidie alsnog nabetaald krijgen. Daarnaast wil eiseres de komende jaren verder gaan met de activiteiten en zo haar visie en missie uitvoeren. Verder betoogt eiseres dat zij financiële schade heeft geleden door de afwijzing van de subsidie. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres procesbelang heeft.
Heeft verweerder de gevraagde subsidie kunnen afwijzen?
6. De rechtbank overweegt dat de grond van eiseres over het subsidieplafond niet kan slagen. Zoals ter zitting voorgehouden heeft verweerder deze afwijzingsgrond in het bestreden besluit niet gehandhaafd, maar de subsidie wel op andere gronden afgewezen. Deze zal de rechtbank hieronder bespreken.
6.1.
Een bestuursorgaan heeft bij het toekennen van subsidie een grote mate van beoordelingsvrijheid. De rechtbank acht het uitgangspunt van verweerder om de kosten aan subsidies zo laag mogelijk te houden door zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande voorzieningen redelijk en begrijpelijk. Ook het beleid dat een subsidieaanvrager daar eerst met de opdrachtnemer/samenwerkingspartner, in dit geval Incluzio, over in gesprek dient te treden is naar het oordeel van de rechtbank redelijk. Incluzio beheert immers veel voorzieningen en heeft daarmee het overzicht wat er mogelijk is aan gedeeld gebruik van voorzieningen.
6.2.
Verweerder dient echter wel duidelijk te zijn over de reikwijdte van de adviserende rol die Incluzio heeft bij de besluitvorming. Indien bijvoorbeeld sprake is van een advies dat verweerder zonder meer overneemt in een te nemen besluit dan is het naar het oordeel van de rechtbank vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid nodig om dit advies met de aanvrager te delen. Daarmee zijn de afwegingen op grond waarvan de aanvraag is afgewezen voor de betrokkene duidelijk en kan daarop inhoudelijk gereageerd worden als deze het niet eens is met het advies of het daarop gebaseerde besluit. Indien de adviserende rol van Incluzio kleiner is en verweerder zelf steeds nagaat of het advies van Incluzio juist is, zal die noodzaak minder groot zijn. De afwijzing is dan immers gegrond op het eigen onderzoek van verweerder en de afwegingen daaromtrent die kenbaar dienen te zijn in het bestreden besluit. Toch kan het ook dan omwille van transparantie aangewezen zijn de inhoud van het advies en de betekenis daarvan voor het besluit te delen en daarmee inzichtelijk te maken.
6.3.
Uit het bestreden besluit wordt niet duidelijk welk gewicht toegekend is aan het advies van Incluzio en wat dat advies precies inhoudt. Het ligt op de weg van verweerder om duidelijke kaders te scheppen voor beoordeling van de subsidieaanvraag. Nu dat in het bestreden besluit is nagelaten is dat besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank wordt hierin gesterkt door het advies van de commissie bezwaarschriften, dat ook wijst op het gebrek aan duidelijkheid. Verweerder is hier in het bestreden besluit niet op ingegaan.
6.4.
Verder erkent verweerder dat eiseres met haar activiteiten een toegevoegde waarde voor de stad is. De samenwerkingspartner Incluzio, maar ook andere organisaties in de stad maken als sinds de oprichting van eiseres veelvuldig gebruik van haar expertise. Dat geldt ook voor het jaar 2023. Het besluit om de subsidieaanvraag in zijn geheel af te wijzen, onder meer op de grond dat geen sprake is van toegevoegde waarde, acht de rechtbank daarom ook in zoverre onvoldoende gemotiveerd en ook onvoldoende zorgvuldig. Het ligt op de weg van verweerder om met eiseres in gesprek te treden, om informatie in te winnen over in 2023 verrichte activiteiten die mogelijk wel subsidiabel zijn. Ook kan verweerder eiseres behulpzaam zijn bij het opstellen van een duidelijk kostenoverzicht. Daarbij geeft de rechtbank eiseres alvast mee dat daarin ook voor haar een rol is weggelegd. Eiseres dient aannemelijk te maken welke van haar kosten niet gedekt zijn, ook als zij wel gebruik maakt van de bestaande voorzieningen. Indien eiseres stelt dat zij niet uit de voeten kan met de bestaande voorzieningen van Incluzio dient zij ook dat aannemelijk te maken. Verweerder kan dat vervolgens beoordelen in het nieuw te nemen besluit.
6.5.
Omdat het beroep al op deze punten gegrond is behoeven de overige door eiser opgeworpen beroepsgronden geen bespreking.
Verzoek om schadevergoeding
7. Eiseres betoogt dat zij financiële schade heeft geleden door het onrechtmatige besluit tot afwijzing van de subsidie. Zij vraagt de rechtbank om verweerder te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 150.000,-.
7.1.
Dit verzoek wijst de rechtbank af, alleen al op de grond dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat ten onrechte geen subsidie is verleend aan eiser. Verweerder moet daarover opnieuw beslissen, vanwege het geconstateerde motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 en artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om zelf een beslissing over de subsidieverlening te nemen. Dit omdat aan verweerder beleidsvrijheid toekomt op dat punt en nader onderzoek door verweerder noodzakelijk is. Verweerder zal moeten bezien of en zo ja, welke in 2023 verrichte activiteiten voor subsidiëring in aanmerking komen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek hangende de beroepsprocedure te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Zoals hiervoor overwogen ligt het op de weg van verweerder om met eiseres in gesprek te gaan over de subsidieaanvraag, voordat een nieuw besluit wordt genomen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twaalf weken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarnaast heeft de vertegenwoordiger van eiseres verzocht om vergoeding van zijn reiskosten. Deze bedragen € 8,20 en dient verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 juli 2023;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 8,20;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr.A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene subsidieverordening gemeente Leiden 2021
Artikel 10
1. De subsidietoekenning kan naast de in artikel 4:25 tweede lid en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;
(…)
e. de subsidietoekenning niet past binnen het beleid van de gemeente Leiden;
(…).