ECLI:NL:RBDHA:2024:836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
SGR 23/1920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en ongegrondverklaring beroep tegen besluit UWV

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Özer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. De zaak betreft een WIA-aanvraag die door het Uwv is afgewezen. Eiser had eerder een Werkloosheidsuitkering ontvangen en was ziekgemeld op 12 augustus 2020. Na een periode van ziekte ontving hij een Ziektewet-uitkering en vroeg hij op 12 mei 2022 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze aanvraag, stellende dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser ging in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 7 december 2023 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de conclusies van het Uwv zouden kunnen weerleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn, ondanks de beperkingen van eiser. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de functies geen belasting op knielen of hurken vereisen, wat de argumenten van eiser niet ondersteunt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1920 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van op 10 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
gemachtigde: mr. F. Özer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: mr. M.A. Bakker.

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser vanaf 10 augustus 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 27 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 7 december 2023 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser was werkzaam als kioskmedewerker voor ongeveer 38 uur per week. Na einde van zijn dienstverband heeft eiser een Werkloosheidsuitkering (WW) ontvangen. Op 12 augustus 2020 heeft eiser zich ziekgemeld. Vanaf 3 november 2020 is eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 12 mei 2022 heeft eiser na twee jaar wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Na het verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft verweerder bij het primaire besluit geweigerd aan eiser met ingang van 10 augustus 2022 (datum in geding) een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser is in bezwaar gegaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 juni 2022 gewijzigd.
De arbeidsdeskundige b&b is tot de conclusie gekomen dat geen aanleiding bestaat om af te wijken van de uiteindelijke conclusie van de primaire arbeidsdeskundige.
3.1
Eiser voert in beroep aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat onvoldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan naar zijn medische situatie. Hij betoogt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen als gevolg van zijn gezondheidsklachten, en hij meent (daardoor) niet in staat te zijn om de geduide functies uit te voeren. Eiser is niet in staat om te knielen of hurken. Tijdens het spreekuur heeft hij geprobeerd te knielen maar dit is hem niet gelukt. Hij kon zijn linkerknie niet buigen. Zijn gemachtigde was hier nota bene bij. In de FML zou hij sterk beperkt moeten worden geacht voor het knielen of hurken. Verder is eiser niet in staat om één uur lang te zitten en vervolgens vijf minuten te gaan staan. Na het staan, moet hij liggen en kan hij dus niet weer één uur lang zitten.
3.2
Eiser voert voorts aan dat de geduide functies passend zijn. Eiser is niet in staat om de functie Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) uit te voeren gelet op de vereiste beheersing van de Engelse taal. Eiser beheerst de Engelse taal helemaal niet. Verder kan van eiser, gezien zijn beperkingen in het zitten en staan, niet verwacht worden dat hij acht uren achtereen zittend werkt. Voorts is de functie Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet geschikt voor eiser, gelet op deze beperkingen ten aanzien van zitten en staan.
4. Verweerder heeft het bestreden besluit in beroep gehandhaafd.
Medische gronden
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluit omtrent arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft op 27 juni 2022 een rapport opgesteld. Dit rapport is gebaseerd op dossierstudie en fysiek spreekuur. De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Eiser is tevens gezien op spreekuur van 4 januari 2023. Ook de later door eiser ingediende d.d. 17 januari 2023 stukken zijn meegenomen in het rapport van de verzekeringsarts b&b van 18 januari 2023. Uit het medisch rapport blijkt dat de verzekeringsarts b&b de klachten van eiser heeft meegenomen in zijn beoordeling en meer beperkingen heeft aangenomen. Hij heeft de FML van 18 januari 2023 geldig verklaard vanaf 27 juni 2022.
5.3
De rechtbank is verder van oordeel dat de beroepsgronden geen reden geven te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Er zijn diverse beperkingen voor de klachten van eiser in de FML opgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd dat in verband met het gebruik van een stok of looprekje, sterkere beperkingen van toepassing in het duwen of trekken zijn. Bij het knielen of hurken en het geknield of gehurkt actief zijn, heeft de verzekeringsarts b&b toegelicht dat deze bewegingen niet mogelijk zijn. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de schouderklachten van eiser meegenomen in het rapport en daarvoor beperkingen aangenomen.
Ook ten aanzien van de statische houdingen, zoals het zitten en staan, hebben de verzekeringsartsen beperkingen aangenomen. In de FML wordt aangegeven dat eiser licht beperkt is voor het zitten (tijdens het werk). Hij kan ongeveer een uur achtereen zitten en zo nodig gedurende het grootste deel van de werkdag zitten. Voor het staan (tijdens het werk) is eiser sterk beperkt geacht. Eiser heeft daartegenin geen (nieuwe) medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet 8 uur zou kunnen zitten. De door eiser wel overgelegde medische stukken bieden geen aanleiding voor twijfel aan de conclusies van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank overweegt daarbij dat de door eiser overgelegde medische informatie dateert van ruim vóór de datum in geding, namelijk 27 februari 2015.
Arbeidskundige gronden
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de geduide functie textielproductenmaker, SBC-code 111160, passend is; eiser heeft tegen deze functie overigens geen afzonderlijke gronden aangevoerd.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige deugdelijk heeft gemotiveerd dat de functie productiemedewerker industrie, SBC-code 111180, passend is. De rechtbank overweegt ten aanzien van de beroepsgrond ter zake van de beheersing van de Engelse taal als volgt. Uit het rapport van 27 januari 2023 blijkt dat voor deze functie niet noodzakelijk is dat een medewerker reeds (enige) kennis van de Engelse taal heeft, in het bijzonder om een cursus te volgen. Vereist is dat de medewerker in staat is om zich de Engelse vaktaal / terminologie eigen te maken. Eiser heeft tevens ter zitting aangegeven dat hij de cursus ook niet kan volgen, omdat hij de Nederlandse taal matig beheerst. De rechtbank is echter niet gebleken dat met een matig Nederlandse taalbeheersing de functie de mogelijkheden van eiser overschrijdt.
6.3
De rechtbank acht de motivering ten aanzien van de belastbaarheid voor staan en zitten in deze functie eveneens afdoende. De arbeidsdeskundige b&b motiveert dat gezien de FML, eiser in staat moet zijn om tijdens de vereiste briefing van 1 keer per dag 5 minuten te staan en tevens in staat moet zijn de vereiste 1 keer per dag 1 uur achtereen te zitten. De briefing valt binnen de belastbaarheid. Ten aanzien van het langer achtereen zitten is naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt dat eiser tussendoor kan vertreden. Uit de database van de arbeidsdeskundige analist blijkt immers dat men bij deze functie vrij is om tussendoor naar de wc te gaan of om een kop koffie of thee te pakken. Het werk kent geen dwingende werkhouding.
6.4
Wat betreft de functie assemblagemedewerker, SBC-code 267071, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b en de FML volgt dat eiser in ieder geval in staat is om de vereiste 30 minuten achtereen te zitten (maximaal 8 uur per werkdag). Bij deze functie moet men verdeeld over de gehele werkdag van 8 uur 6 keer ongeveer 10 minuten zitten. Dit betekent dat de functie assemblagemedewerker de belastbaarheid van eiser, zoals neergelegd in de FML van 17 januari 2023, niet overschrijdt.
6.5
De rechtbank overweegt ten slotte dat – zoals ter zitting besproken – geen van de geduide functies een belasting op knielen of hurken kent, zodat de stellingen hieromtrent onbesproken kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.