ECLI:NL:RBDHA:2024:836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-aanvraag en ongegrondverklaring beroep tegen besluit UWV
Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Özer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. De zaak betreft een WIA-aanvraag die door het Uwv is afgewezen. Eiser had eerder een Werkloosheidsuitkering ontvangen en was ziekgemeld op 12 augustus 2020. Na een periode van ziekte ontving hij een Ziektewet-uitkering en vroeg hij op 12 mei 2022 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze aanvraag, stellende dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser ging in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 7 december 2023 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de conclusies van het Uwv zouden kunnen weerleggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn, ondanks de beperkingen van eiser. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de functies geen belasting op knielen of hurken vereisen, wat de argumenten van eiser niet ondersteunt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.