ECLI:NL:RBDHA:2024:8358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
  • S.M. Hampsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 25 april 2024 besloten de asielaanvraag van eiser, ingediend op 17 november 2023, niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De zitting vond plaats op 27 mei 2024, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, gezien het feit dat hij op 6 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser heeft op 27 mei 2024 laten weten geen contact meer te hebben met eiser, die vanwege een trauma niet in Nederland wordt behandeld vanwege zijn Dublinclaim. Gezien het gebrek aan contact en de omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst de vergoeding van proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 25 april 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 17 november 2023 niet in behandeling heeft genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser belang bij de beoordeling van zijn beroep?
2. Op 23 mei 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank laten weten dat eiser op 6 maart 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank beoordeelt daarom ambtshalve of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag.
2.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. [1] In dat geval heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat dit slechts anders is als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Bij bericht van 27 mei 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zij geen contact meer met eiser heeft, omdat er bij eiser sprake is van een trauma waarvoor hij in Nederland niet wordt behandeld vanwege zijn Dublinclaim. Eiser en zijn gemachtigde zijn ook niet op de zitting verschenen. Gelet hierop en wat onder 2.1 is overwogen, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Dat het gebrek aan contact mogelijk wordt veroorzaakt door het door eiser opgelopen trauma maakt dit niet anders. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 16 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2090.