ECLI:NL:RBDHA:2024:8326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nohar, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Weerman. De staatssecretaris verzet zich niet tegen het verzoek om voorlopige voorziening, wat de rechter heeft meegenomen in zijn beoordeling.

De achtergrond van de zaak is dat de asielaanvraag van verzoekster op 20 februari 2024 niet in behandeling is genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Dit besluit werd door de rechtbank op 5 april 2024 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft op 23 april 2024 een nieuwe aanvraag ingediend, die op 17 mei 2024 door de staatssecretaris werd afgewezen. In verband met de dreigende overdracht aan Frankrijk op 3 juni 2024, heeft verzoekster om een spoeduitspraak gevraagd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening en heeft besloten om verzoekster te beschermen tegen verwijdering of uitzetting totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21158

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

Bij besluit van 17 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd.
In verband met het spoedeisende karakter van dit verzoek om een voorlopige voorziening heeft een openbare behandeling van het verzoek niet plaatsgevonden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 20 februari 2024 is de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak 5 april 2024 ongegrond verklaard.
3. Verzoekster heeft op 23 april 2024 een aanvraag gedaan om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (VW 2000).
4. Bij besluit van 17 mei 2024 heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd. Op 29 mei 2024 is namens verzoekster gevraagd om zo spoedig mogelijk een uitspraak te doen op het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat de staatssecretaris voornemens is haar op 3 juni 2024 aan Frankrijk over te dragen.
5. Desgevraagd heeft de staatssecretaris op 30 mei 2024 een reactie aan de voorzieningenrechter doen toekomen. Verweerder ziet zich genoodzaakt om naar aanleiding van de door verzoekster overgelegde brief van de regiebehandelaar van eiseres een BMA-advies aan te vragen in de bezwaarprocedure van eiseres. Gelet hierop verzet verweerder zich niet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
6. Omdat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden beslist als hierna aangegeven.
7. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.