ECLI:NL:RBDHA:2024:8320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
24.18581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheidskwestie Roemenië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 mei 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar de gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.

Op 30 april 2024 heeft de staatssecretaris het eerdere besluit van 26 april 2024 ingetrokken en een nieuw besluit genomen. Hierdoor voldeed het verzoek om voorlopige voorziening niet langer aan het connexiteitsvereiste uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Desondanks werd geoordeeld dat de verzoeker op goede gronden beroep had ingesteld, aangezien het besluit ten tijde van het indienen van het beroep nog niet was ingetrokken.

De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18581

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de bodemzaak NL24.18580, op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is niet verschenen. De gemachtigde van verweerder is wel verschenen.

Overwegingen

1. Op 30 april 2024 heeft verweerder het besluit van 26 april 2024 ingetrokken, en een nieuw besluit genomen. Nu het besluit van 26 april 2024 is ingetrokken, wordt niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Om die reden is het verzoek om voorlopige voorziening niet- ontvankelijk.
2. Omdat ten tijde van indienen van het beroep en-verzoekschrift door verzoeker het besluit nog niet was ingetrokken, heeft verzoeker op goede gronden beroep ingesteld als ook het onderhavige verzoekschrift ingediend. Hij krijgt daarom wel een vergoeding voor de gemaakte proceskosten.
3. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.