ECLI:NL:RBDHA:2024:8310
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus - Visschers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van gezinsleven
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Özkara, had de aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar zus, referente, in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, had de aanvraag afgewezen op 28 september 2022, omdat eiseres geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had en niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking kwam. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende op de bezwaargronden van eiseres is ingegaan en dat de beroepsgronden van eiseres grotendeels een herhaling zijn van eerder aangevoerde gronden. De rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om een verblijfsvergunning te verlenen op basis van een schrijnende situatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.