ECLI:NL:RBDHA:2024:8310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL23.38282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus - Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van gezinsleven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Özkara, had de aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar zus, referente, in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, had de aanvraag afgewezen op 28 september 2022, omdat eiseres geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had en niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking kwam. De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende op de bezwaargronden van eiseres is ingegaan en dat de beroepsgronden van eiseres grotendeels een herhaling zijn van eerder aangevoerde gronden. De rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om een verblijfsvergunning te verlenen op basis van een schrijnende situatie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar zus [naam] (referente).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 28 september 2022 afgewezen, omdat eiseres geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en eiseres niet van het mvv-vereiste kan worden vrijgesteld. Met het bestreden besluit van
30 november 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, referente en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toelichting bij de aanvraag
4. In de brief van 8 juni 2022 heeft eiseres haar reden voor de aanvraag toegelicht. Eiseres voelt zich tweede moeder van referente. Omdat referente bij haar is opgegroeid en zij een groot deel van hun leven hebben samengewoond, is tussen hen sprake van een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Referente is emotioneel afhankelijk van eiseres en niet in staat zonder haar zus te leven. Daarbij spelen ook psychische en medische factoren een rol.
Het bestreden besluit
5. Aan het bestreden besluit heeft de staatssecretaris - voor zover hier van belang - het volgende ten grondslag gelegd. De aanvraag van eiseres is afgewezen, omdat zij geen geldige mvv heeft. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De staatssecretaris kan een vreemdeling vrijstellen van het mvv-vereiste als uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Er is namelijk geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Dat betekent dat geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Bovendien wegen de belangen van eiseres minder zwaar dan die van de Nederlandse overheid, zodat uitzetting niet in strijd is met het recht op respect voor het familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en overigens ook niet met het recht op respect voor het privéleven van eiseres.
Is de afwijzing van de aanvraag in strijd met artikel 8 van het EVRM?
6. De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgronden van eiseres een vrijwel letterlijke kopie zijn van de gronden die zij al in bezwaar heeft aangevoerd. Het is aan eiseres om in de beroepsgronden toe te lichten waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. Zij kan daartoe niet volstaan met het kopiëren van gronden die zij al in bezwaar naar voren heeft gebracht. De gemachtigde van eiseres heeft op zitting desgevraagd toegelicht dat de beroepsgronden een herhaling zijn, omdat de staatssecretaris in het besluit niet is ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd: de staatssecretaris zou de bijkomende elementen van afhankelijkheid onvoldoende hebben meegenomen in de besluitvorming om tot de conclusie te komen dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. [1] Afgezien nog van het feit dat eiseres daarmee nog altijd niet uitlegt waarom en met welke (concrete) passages uit het bestreden besluit zij het oneens is, stelt de staatssecretaris terecht dat hij in het bestreden besluit voldoende op de bezwaargronden is ingegaan. Verder heeft eiseres ook niet uitgelegd tot welke conclusie de door haar aangehaalde jurisprudentie moet leiden. De rechtbank zal daarom hierna slechts ingaan op de beroepsgronden die ten opzichte van de bezwaargronden nieuw zijn.
6.1.
Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris tussen haar en referente ten onrechte geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft aangenomen en dat de staatssecretaris de belangenafweging in haar voordeel had moeten laten uitvallen, treft geen doel. Gelet op het feit dat er geen familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM wordt aangenomen, is de staatssecretaris ook niet gehouden om een belangenafweging te maken. [2]
Heeft de staatssecretaris de verklaringen van eiseres tijdens de hoorzitting voldoende meegenomen in de besluitvorming?
7. Eiseres stelt dat de staatssecretaris dat wat zij naar voren heeft gebracht tijdens de hoorzitting ten onrechte niet heeft meegenomen in de besluitvorming. Eiseres heeft op de zitting geconcretiseerd dat het vooral gaat om haar verklaringen over de subjectieve belemmering om het gezinsleven in Turkije uit te oefenen en om het feit dat haar gemachtigde had aangeboden om (zo nodig) nadere stukken in te dienen, maar dat dit volgens de hoormedewerker niet nodig was. De hoorzitting is hierdoor uitsluitend een formaliteit geweest.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij in het bestreden besluit voldoende is ingegaan op de door eiseres aangedragen punten. In het bestreden besluit gaat de staatssecretaris namelijk expliciet in op de verklaringen van eiseres tijdens de hoorzitting over waarom het voor haar niet mogelijk is om het gezinsleven in Turkije uit te oefenen. [3] Dat de staatssecretaris in zijn geheel niet is ingegaan op de verklaringen van eiseres, zoals zij betoogt, valt daarom niet in te zien. Verder valt niet in te zien welke waarde de staatssecretaris had moeten hechten aan de mededeling van de gemachtigde van eiseres dat hij zo nodig nog nadere stukken wilde indienen. Het is immers in de eerste plaats aan eiseres (en haar gemachtigde) om de in haar ogen voor het bezwaar relevante stukken in te dienen. [4]
Had de staatssecretaris in de schrijnende situatie van eiseres aanleiding moeten zien om een verblijfsvergunning te verlenen?
8. Eiseres betoogt verder dat sprake is van een schrijnende situatie, omdat een weigering tot verblijf onevenredig bezwarend zal zijn. Eiseres zal de zorg over referente dan niet meer kunnen uitoefenen en referente zal niemand meer hebben om fysiek en mentaal op terug te kunnen vallen, waardoor referente volledig aan haar lot zal worden overgelaten. Daarnaast is sprake van een grote mate van afhankelijkheid, omdat referente zeer hulpbehoevend is en om die reden is de aanwezigheid van eiseres essentieel. Ook hebben eiseres en referente altijd samengewoond. De stukken waaruit de schrijnende situatie blijkt, namelijk een huisartsjournaal, de verklaringen van referente en eiseres en de stukken met betrekking tot de samenwoning, zijn ten onrechte niet meegenomen in de besluitvorming en hadden tot verlening van een verblijfsvergunning geleid als zij wel in de besluitvorming waren betrokken.
8.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De staatssecretaris kan aanleiding zien om een verblijfsvergunning te verlenen wanneer sprake is van een schrijnende situatie. [5] De staatssecretaris maakt alleen gebruik van deze bevoegdheid als sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die individueel van aard zijn en die zich in Nederland voordoen. [6] De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat er geen sprake is van een schrijnende situatie waardoor er geen aanleiding bestaat om een verblijfsvergunning aan eiseres te verlenen. De staatssecretaris is in het bestreden besluit in het kader van de beoordeling van artikel 8 van het EVRM ingegaan op deze omstandigheden en stukken.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris mocht de aanvraag van eiseres afwijzen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus - Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst hierbij naar EHRM 17 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD000159806 (
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
3.Zie het bestreden besluit van 30 november 2023, p. 10.
4.Vergelijk artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Dit staat in artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Dit volgt uit paragraaf B11/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.