ECLI:NL:RBDHA:2024:8302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.14923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 31 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat door Kroatië is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie in Kroatië zorgelijk is en dat hij vreest voor indirecte refoulement, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

De rechtbank wijst erop dat er geen bewijs is dat Kroatië niet voldoet aan de minimumnormen voor opvang van Dublinclaimanten. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een overdracht naar Kroatië onevenredig hard zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 4 april 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 31 januari 2024 niet in behandeling heeft genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat voor Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan nu de situatie rond de opvangfaciliteiten zorgelijk is. Er wordt ten onrechte gesteld dat eiser kan klagen bij de Kroatische autoriteiten wanneer zij zich niet houden aan de verschillende richtlijnen. Dit is wat eiser betreft een wassen neus nu de zorgelijke situatie rond de opvangfaciliteiten blijft voortbestaan.
Eiser doet daarbij een beroep op het rapport van Border Violence Monitoring Netwerk van 25 september 2023 dat ziet op Dublinclaimanten die op straat terecht komen omdat er geen onderdak meer was. De staatssecretaris is hier in het bestreden besluit niet op ingegaan, waardoor het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Daarnaast is dit rapport niet meegenomen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023 [3] waar de staatssecretaris naar heeft verwezen in het bestreden besluit. Door de staatssecretaris wordt miskend het zwaarwegende belang van eiser bij opvang die aan de minimumnormen moet voldoen. Eiser vreest voor indirecte refoulement en vindt dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris in beginsel wat betreft Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dat hiervan mag worden uitgegaan is onlangs nog bevestigd door de Afdeling. [4] In deze uitspraak is de reactie weergegeven van de Kroatische autoriteiten over wat er gebeurt met Dublinclaimanten waarbij expliciet wordt benoemd dat zij worden opgevangen en in de asielprocedure worden toegelaten. Deze uitspraak is nogmaals bevestigd door de Afdeling op 21 februari 2024. [5] De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze uitspraken en hetgeen naar voren is gebracht niet is gebleken dat Kroatië voor de opvang van Dublinclaimanten niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarnaast is niet gebleken uit het aangehaalde rapport van Border Violence Monitoring Network dat Dublinclaimanten geen onderdak krijgen en op straat terecht komen. Dit heeft de Afdeling ook in de eerder genoemde uitspraak al opgemerkt. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
Er zijn geen stukken overgelegd en ook is niet nader gemotiveerd welke bijzondere en individuele omstandigheden maken dat een overdracht naar Kroatië van onevenredige hardheid getuigt dan wel er sprake zou zijn van indirect refoulement. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.14924
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.