ECLI:NL:RBDHA:2024:8263
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.T.W. van Dijk, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 5 april 2024 was genomen, wees de aanvraag niet in behandeling omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 7 mei 2024, waar verzoekster aanwezig was met waarnemer mr. D. van Elp, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL24.15723, op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, als voorzieningenrechter, en mr. M.A.W.M. Engels als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.