ECLI:NL:RBDHA:2024:8246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van overdracht aan Finse autoriteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Syrische nationaliteit hebbende man, had bezwaar gemaakt tegen zijn overdracht aan de Finse autoriteiten in het kader van de Dublinverordening. Op 21 mei 2024 zou verzoeker worden overgedragen, maar hij verzocht de voorzieningenrechter om deze overdracht te voorkomen totdat op zijn bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter ontving het standpunt van verweerder op 20 mei 2024 en besloot zonder zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat de handeling van verweerder, het faciliteren van het vertrek van verzoeker, gelijkgesteld kan worden met een beschikking. Verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, die door verweerder niet in behandeling was genomen omdat Finland verantwoordelijk was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van verzoeker tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker voerde aan dat hij medische problemen had en suïcidale gedachten, en dat het niet verantwoord was om hem over te dragen aan de Finse autoriteiten.

Verweerder stelde echter dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoeker niet gedwongen zou worden overgedragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op dit moment de keuze had om al dan niet mee te werken aan de overdracht en dat er geen nieuwe feiten waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21737

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Op 21 mei 2024 om 9:45 uur wordt verzoeker door verweerder gefaciliteerd in een overdracht aan de Finse autoriteiten in het kader van de Dublinverordening [1] .
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt bij verweerder. Hij heeft verder op diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn overdracht te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft het standpunt van verweerder op 20 mei 2024 ontvangen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. [2]

Overwegingen

1. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw [3] wordt een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig voor de toepassing van Afdeling 7.2 van die wet met een beschikking gelijkgesteld. Uit het verweerschrift volgt dat het feitelijk handelen van verweerder in dit geval bestaat uit het faciliteren van het (vrijwillige) vertrek van verzoeker. Hiertegen is bezwaar en vervolgens beroep mogelijk, zoals bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter is daarom bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
2. Verzoeker stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 23 december 2023 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 11 maart 2024 deze asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Finland daarvoor verantwoordelijk is. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 29 april 2024 [4] is het daartegen ingestelde beroep door verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, waarmee dat besluit in rechte vaststaat.
3. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn overdracht aan de Finse autoriteiten te voorkomen, omdat hij medische problemen heeft. Verder heeft hij door zijn verblijf in Finland vele trauma’s opgelopen. Hij kampt met suïcidale gedachten en het is vanwege zijn psychische gesteldheid niet verantwoord om hem aan de Finse autoriteiten over te dragen. Hij verzoekt om een ambtshalve toepassing van artikel 64 van de Vw.
4. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat verzoekers medische problemen reeds zijn betrokken bij het besluit van 11 maart 2024, zodat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en is niet gebleken van een wezenlijk gewijzigde situatie. Verder heeft verzoeker tijdens het vertrekgesprek met DT&V op 15 mei 2024 aangegeven mee te zullen werken aan de overdracht. Hij heeft in dat gesprek geen bijzonderheden aangedragen welke zich tegen een vertrek aan Finland verzetten.
5. De voorzieningenrechter stelt op basis van het verweerschrift vast dat verweerder op dit moment niet voornemens is om verzoeker gedwongen over te dragen. De aangekondigde vluchtgegevens zien uitsluitend op het faciliteren van het door verzoeker eerder toegezegde vrijwillige vertrek naar Finland. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat verzoeker de zelfstandige keuze heeft of hij zijn medewerking zal verlenen aan die overdracht. Om die reden is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat op dit moment dan ook geen sprake is van een spoedeisend belang, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, uitgesproken op 20 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verzoeker op 20 mei 2024 om 19:22 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 20 mei 2024 om 19:25 uur.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Rb Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) 29 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2420.