3.2.Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht. Het tweede element acht verweerder ongeloofwaardig.
4. Omdat het tweede element ongeloofwaardig wordt geacht is eiser volgens verweerder niet aan te merken als vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Evenmin loopt eiser volgens verweerder bij terugkeer naar de Russische Federatie een reëel risico op ernstige schade.
5. In paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 worden onder relevante elementen verstaan relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling en relevante gestelde gebeurtenissen. Verder wordt in Werkinstructie (WI) 2014/10 aangegeven dat een relevant element een feit of omstandigheid is dat of die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM. Daarbij is van belang om de kern van het asielverzoek te identificeren, welke bestaat uit de feiten, omstandigheden en/of gebeurtenissen die in verband staan met de definitie van vluchtelingschap dan wel vrees voor een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in de besluitvorming niet alle relevante elementen heeft onderscheiden. Zo heeft eiser bijvoorbeeld verklaard dat hij heeft deelgenomen aan een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne, hiervoor door de Russische autoriteiten is opgepakt en beboet. Volgens eiser had verweerder dit als afzonderlijk element moeten beoordelen. Dit geldt volgens eiser ook voor zijn verklaringen die gaan over dat hij reservist categorie I is en daardoor oproepbaar is voor mobilisatie. Verder voert eiser aan dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op zijn vrees dat hij bij terugkeer naar Rusland mogelijk vanwege zijn vlucht in de negatieve belangstelling komt te staan, en het risico loopt naar het front in Oekraïne te worden gestuurd.
7. Verweerders gemachtigde heeft op de zitting beaamd dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser tegen de oorlog in Oekraïne is, heeft deelgenomen aan een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne, hiervoor door de Russische autoriteiten is opgepakt en een boete heeft gekregen. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser reservist categorie I is en daardoor oproepbaar is voor mobilisatie. Volgens verweerder is het echter niet nodig deze geloofwaardig geachte gegevens en gebeurtenissen te onderscheiden als relevant(e) element(en). Eiser is namelijk niet naar aanleiding van deze gegevens en gebeurtenissen vertrokken. Dat is, volgens eisers verklaringen, pas gebeurd toen hij gestationeerd was in [regio] en gedeserteerd omdat hij vreesde te moeten deelnemen aan de oorlog. Dit heeft verweerder – net als dat hij opgeroepen zou zijn te verschijnen voor het militair commissariaat – onderscheiden als relevant element, beoordeeld en niet geloofwaardig geacht.
Beoordeling geloofwaardigheid
8. Eisers beroepsgrond dat verweerder niet alle relevante elementen heeft onderscheiden, slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder geloofwaardig geachte gegevens en gebeurtenissen omstandigheden zijn die in verband staan met vluchtelingschap, dan wel artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft verzuimd deze gegevens en gebeurtenissen in zijn besluitvorming te betrekken en zal dat alsnog moeten doen. Het gaat er specifiek om dat verweerder geloofwaardig acht dat eiser tegen de oorlog in Oekraïne is, heeft deelgenomen aan een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne, hiervoor door de Russische autoriteiten is opgepakt, een boete heeft gekregen en reservist categorie I is waardoor hij oproepbaar is voor mobilisatie. Verweerders standpunt dat het moment waarop eiser heeft besloten te vertrekken bepalend is, volgt de rechtbank niet. Verweerder stelt dit wel, echter is onduidelijk waar dit op gebaseerd is. Bovendien volgt uit WI 2014/10 dat een asielverzoek gebaseerd kan zijn op meerdere elementen, die al dan niet los van elkaar kunnen staan.Daar heeft verweerder in zijn besluitvorming onvoldoende oog voor gehad. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op onvoldoende zorgvuldige wijze heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
9. Verweerder heeft op de zitting erkend dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op eisers vrees bij terugkeer. Verweerder is echter van mening dat dit afdoende is hersteld in het verweerschrift. Verweerder heeft daarin het standpunt ingenomen dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij illegaal uit Rusland is vetrokken. Daarom kan er niet van uit worden gegaan dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor de autoriteiten, en mogelijk naar het front in Oekraïne wordt gestuurd. Ook is gedwongen terugkeer naar Rusland nadat op 29 juni 2023 het besluit- en vertrekmoratorium is vervallen in beginsel weer mogelijk.
10. Anders dan verweerder meent, is de rechtbank van oordeel dat met het verweerschrift het gebrek in het bestreden besluit niet afdoende is hersteld. De rechtbank acht hiervoor van belang dat het Algemeen Ambtsbericht Russische Federatieeen diffuus beeld laat zien over de schaal waarop en de groepen die op dit moment worden gemobiliseerd voor de oorlog in Oekraïne. Dat maakt het ingewikkeld om conclusies te trekken. Verweerder zal onderzoek moeten doen naar hoe mobilisatie van reservisten op dit moment plaatsvindt en daarbij actuele, en in elk geval de in deze procedure overgelegde informatie, moeten betrekken. Verweerders verwijzing naar een column van [journalist] in het [krant]leidt niet tot een ander oordeel. Het is onvoldoende duidelijk hoe wat daarin staat op eisers situatie van toepassing is. Alleen al daarom kan het geen afbreuk doen aan het beeld dat uit het Algemeen Ambtsbericht naar voren komt. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit ook op dit punt op onvoldoende zorgvuldige wijze is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De beroepsgrond ‘eiser heeft wel geloofwaardig verklaard over de oproep, militairen bij zijn huis en desertie’ bespreekt de rechtbank in deze uitspraak niet. In het nieuw te nemen besluit zal beoordeeld moeten worden wat de in deze procedure door verweerder erkende geloofwaardig geachte gegevens en gebeurtenissen betekenen voor het niet geloofwaardig geachte element. De rechtbank kan dit zelf niet doen omdat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder zelf gemaakt dient te worden. Het nieuw te nemen besluit zal met in achtneming van deze uitspraak genomen moeten worden. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,--, wegingsfactor 1).