ECLI:NL:RBDHA:2024:8209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing woningvormingsvergunning in Den Haag wegens strijd met huisvestingsverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2024, zaaknummer SGR 23/4878, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een woningvormingsvergunning beoordeeld. Eiser had een vergunning aangevraagd voor de omvorming van zijn woning aan [adres] in [plaats] in twee woningen. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van de huisvestingsverordening Den Haag 2019. De woning ligt in een gebied waar woningvorming niet is toegestaan.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de vergunning terecht was. Eiser stelde dat er al sinds 1951 sprake was van twee woningen aan het adres, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat er voor 1 juli 2019 sprake was van twee zelfstandige woningen. De rechtbank wees erop dat de huisvestingsverordening bepaalt dat vergunningen voor woningvorming in bepaalde gebieden worden geweigerd om de kwaliteit van de woonruimtevoorraad en de leefbaarheid in het gebied te waarborgen.
Daarnaast werd de toepassing van de hardheidsclausule door verweerder niet noodzakelijk geacht, omdat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die toepassing rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het belang van het behoud van grotere woningen in de woningvoorraad zwaarder weegt dan het belang van eiser om de woning te splitsen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.