ECLI:NL:RBDHA:2024:8208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/4054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke sanctie vervroegd sluitingsuur opgelegd aan horeca-inrichting wegens overtredingen binnenkomsttijden

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], en de burgemeester van Leiden. Eiseres had beroep aangetekend tegen een bestuurlijke maatregel die haar een vervroegd sluitingsuur oplegde van 00.00 uur in plaats van 2.00 uur, voor een periode van drie weken. Deze maatregel was opgelegd vanwege meerdere overtredingen van de toegestane binnenkomsttijden, in totaal 20 keer, verdeeld over de nachten van 6 op 7 en 7 op 8 mei 2022. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om deze maatregel op te leggen, aangezien er sprake was van meerdere overtredingen binnen zes maanden, wat in lijn is met artikel 19 van het horecasanctiebeleid.

Eiseres betoogde dat de maatregel disproportioneel was en dat er eerst een waarschuwing had moeten worden gegeven. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester voldoende had onderbouwd dat de vervroegde sluiting noodzakelijk was voor het herstel van het woon- en leefklimaat en de openbare orde. De rechtbank wees erop dat er al eerder gesprekken waren geweest over de binnenkomsttijden en dat de overlastmeldingen een gerichte aanpak rechtvaardigden. Eiseres had ook niet aangetoond dat de maatregel onrechtmatig was of dat er minder ingrijpende middelen beschikbaar waren.

De rechtbank concludeerde dat de vervroegde sluiting gedurende drie weken niet onevenwichtig was en dat de belangen van eiseres voldoende waren meegewogen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van bestuursrechtelijke maatregelen in de horeca en de afwegingen die daarbij komen kijken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] h.o.d.n. [bedrijfsnaam] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Benard),
en

de burgemeester van Leiden, verweerder

(gemachtigde: M. Atkins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde bestuurlijke maatregel.
1.1.
Verweerder heeft de maatregel met het besluit van 7 oktober 2022 opgelegd. Met het bestreden besluit van 1 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de maatregel gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De burgemeester heeft eiseres, die [bedrijfsnaam] exploiteert, de bestuurlijke sanctie van vervroegd sluitingsuur (00.00 uur in plaats van 2.00 uur) voor een periode van drie weken opgelegd. Aanleiding daartoe was dat eiseres, meerdere overtredingen van de toegestane binnenkomsttijden [1] heeft gepleegd. In totaal 20 keer verdeeld over de nachten van 6 op 7 en van 7 op 8 mei 2022. De sanctie is geëffectueerd van 2 december tot en met 22 december 2022.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is allereerst van mening dat verweerder ten onrechte niet eerst een waarschuwing heeft opgelegd. [2] Anders dan verweerder stelt blijkt uit artikel 19 Horecasanctiebeleid en specifiek het gebruik van de term ‘gelijktijdig’ dat het hier moet gaan om overtreding van twee of meer artikelen, die gelijktijdig plaatsvinden. Dus niet over twee of meer overtredingen van hetzelfde artikel zoals verweerder stelt.
3.1.
Los van het bovenstaande is de maatregel volgens eiseres disproportioneel. Het is zeer uitzonderlijk dat een schriftelijke waarschuwing wordt overgeslagen. Als dat al gebeurd moet er bij een dergelijk zware maatregel wel sprake zijn van een zware voorgeschiedenis. Dat is hier in zijn geheel niet het geval. Daarbij komt dat er afspraken zijn gemaakt tussen de politie en eiseres. Als, zoals was afgesproken, mevrouw [naam] [bedrijfsnaam] had geïnformeerd over de meldingen, dan had [bedrijfsnaam] direct actie kunnen ondernemen en was het handhavingstraject niet nodig geweest. In dat kader is de maatregel, disproportioneel en niet noodzakelijk. Daarbij komt dat het inzetten van cameratoezicht in dit geval een veel te vergaande maatregel (en mogelijk onrechtmatig) was. Inzet van camera’s moet op grond van de Gemeentewet [3] wel noodzakelijk zijn, dat is hier niet aangetoond. Verweerder had gebruik kunnen maken van een minder vergaand middel, zoals patrouilleren door de politie. De aanwezigheid van een tijdelijke camera is verder ook niet op een duidelijke wijze kenbaar gemaakt. Dit is in strijd met artikel 8 EVRM.
3.2.
Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere situatie van eiseres. Bij verweerder was bekend dat eiseres al langer problemen heeft met de overbuurvrouw van [bedrijfsnaam] . Ook wist verweerder dat de woensdag voor het weekend van 6 mei een steen door de ruit is gegooid, omdat iemand na 2 uur de toegang is geweigerd. De bezoekers zijn alleen uit angst binnengelaten door eiseres. Gezien het feit dat de maatregel is gebaseerd op de resultaten van één enkel weekend, waarvan is uitgelegd waarom er sprake was van een andere situatie dan gebruikelijk, is de maatregel onevenredig. Dit zeker ook gelet op het feit dat mocht er onverhoopt een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, de volgende maatregel een vervroegde sluitingsduur van maar liefst zes weken zal bedragen. Ook heeft verweerder op geen enkele wijze rekening gehouden met de grote financiële gevolgen die de vroegtijdige sluiting van eiseres heeft. Eiseres verdient het meeste van haar omzet na 24:00 uur. Ook heeft zij een groot gedeelte van haar klandizie nog steeds niet terug.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Was verweerder bevoegd?
4. Op grond van artikel 19 van het horecabeleid kan indien zich twee of meer van de in artikelen 2 tot en met 18 genoemde overtredingen gelijktijdig voordoen binnen de aldaar genoemde perioden de burgemeester besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de horeca-inrichting een vervroegde sluiting op te leggen en/of volledig te sluiten, de drank- en horecavergunning c.q. het drank- en horecaverlof te schorsen dan wel in te trekken.
4.1.
De rechtbank is het met verweerder eens dat het bij artikel 19 moet gaan om meerdere overtredingen binnen zes maanden. Dit kunnen, anders dan eiseres stelt, ook twee of meer dezelfde overtredingen zijn. In het geval van eiseres blijkt uit het proces-verbaal dat zich in de nachten van 6 op 7 mei en 7 op 8 mei meerdere overtredingen van artikel 5 van het Horecabeleid hebben voorgaan. Het gaat om zeker twintig meldingen verdeelt over twee nachten. Hiermee is ruim voldaan aan de voorwaarden uit artikel 19. Verweerder was dan ook bevoegd om tot sluiting van het café over te gaan. De gemaakte afspraken tussen eiseres en mevrouw [naam] veranderen niets aan het bovenstaande. Dit soort afspraken zijn iets tussen eiseres en de politie. Verweerder staat hier verder buiten.
Inzet cameratoezicht
5. Omdat de politie meldingen van overlast blijft ontvangen en genoemde straat niet geschikt is om onopvallend toezicht te houden is er gekozen om twee nachten, dus tijdelijk, cameratoezicht te houden. De camera is op de nacht van vrijdag 6 op zaterdag 7 mei 2022 en in de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 mei 2022 op de openbare weg geplaatst en had direct zicht op de ingang van [bedrijfsnaam] .
5.1.
De rechtbank merkt op dat de inzet van dit cameratoezicht van tijdelijke aard een zelfstandige bevoegdheid is van de politie op grond van artikel 3 van de Politiewet. Dit omdat het hier gaat om incidenteel (kortdurend) toezicht. Anders dan eiseres stelt gaat het hier niet om toezicht op grond van de Gemeentewet, verweerder draagt hiervoor dan ook geen verantwoordelijkheid. Verder is niet gebleken dat het toezicht onrechtmatig was.
Was de vervroegde sluiting noodzakelijk?
6. Bij de beoordeling van de noodzaak van een vroegtijdige sluiting moet worden bekeken of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat vroegtijdige sluiting van het café van eiseres noodzakelijk was om de gestelde doelen daarvan, te weten het herstel van het woon- en leefklimaat en de openbare orde te behalen. Het gaat om in totaal twintig overtredingen verdeelt over de nachten van 6 op 7 en van 7 op 8 mei 2022. Daarbij komt dat zes overlast meldingen in twee maanden tijd een niet gering getal is en een gerichte aanpak van verweerder rechtvaardigt. Hierbij weegt mee dat in maart 2021 al gesprekken hebben plaatsgevonden over de binnenkomsttijden. Ook op 28 juli 2020 zijn al gesprekken geweest met o.a. politie, eiseres, gemeente en de Omgevingsdienst in verband met overlastmeldingen. Dit alles heeft niet geleid tot verbetering, er blijft sprake van overlast rondom het café. Het voorgaande maakt dat er sprake is van een dermate ernstig geval, waardoor verweerder niet met een minder ingrijpende maatregel kon volstaan om de genoemde doelen te bereiken.
Is de vervroegde sluiting evenwichtig?
7. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat wanneer verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat vroegtijdige sluiting van de inrichting noodzakelijk is, hij moet controleren of de sluiting ook evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting voor de betrokkene. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester vroegtijdige sluiting noodzakelijk mocht vinden.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank doen de problemen van eiseres met de onder andere de overbuurvrouw niets af aan het feit dat eiseres zich dient te houden aan de toelatingstijden die gelden voor alle Leidse horeca-inrichtingen. Voor zover eiseres aangeeft dat zij de bezoekers alleen binnen heeft gelaten uit angst voor haar buurvrouw merkt de rechtbank het volgende op. Het had op de weg van verzoekster gelegen om zelf maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door zelf een melding te maken bij de politie. Eiseres heeft bijvoorbeeld nooit bij de politie gemeld dat er een steen door de ruit gegooid zou zijn. Op de zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat een paar maanden na de effectuering van de maatregel zij geen nadelige gevolgen meer ondervond van de maatregel.
De vervroegde sluiting gedurende drie weken is in dit geval dan ook niet onevenwichtig geweest. Voor het bepalen van de eerste datum van de feitelijke effectuering van de maatregel (2 december 2022) heeft verweerder bovendien rekening gehouden met belangen van eiseres.
7.2.
Wat betreft het standpunt dat als een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, de volgende maatregel een vervroegde sluitingsduur van maar liefst zes weken zal bedragen heeft verweerder al toegelicht dat dit niet het geval is. Een nieuwe overtreding moet binnen zes maanden worden geconstateerd en die termijn is al verstreken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2:29, derde lid, onder b APV Leiden 2020.
2.artikel 5 Horecasanctiebeleid.
3.Artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2:77 APV gemeente Leiden 2020.