ECLI:NL:RBDHA:2024:8141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL23.37647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen, beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.M.A. Breuls, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar bezwaar tegen het primaire besluit van 31 oktober 2022. Dit primaire besluit weigerde eiseres tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Eiseres heeft op 30 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar. De staatssecretaris heeft op 21 december 2023 alsnog op het bezwaar beslist, maar eiseres heeft hiertegen apart beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris bij brief van 9 januari 2023 aan eiseres heeft laten weten dat de beslistermijn op 16 februari 2023 zou verstrijken. Eiseres heeft de staatssecretaris bij brief van 14 april 2023 in gebreke gesteld. Meer dan twee weken zijn verstreken voordat eiseres op 30 november 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat, nu de staatssecretaris inmiddels op de aanvraag van eiseres heeft beslist, het belang van eiseres bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet-tijdig beslissen is komen te vervallen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat eiseres kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. Deze kosten zijn begroot op € 437,50,-. De rechtbank heeft de zaak als van licht gewicht beoordeeld, aangezien het alleen ging om de vraag of de beslistermijn was verstreken. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37647

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster], V-nummer: [V-nummer], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Met het besluit (primaire besluit) van 31 oktober 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar ingediend.
Eiseres heeft op 30 november 2023 beroep ingesteld [1] tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
Met het bestreden besluit van 21 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het bezwaar van eiseres beslist en is hij bij het primaire besluit gebleven
Op 31 december 2023 heeft eiseres apart beroep [2] ingesteld tegen het besluit van 21 december 2023. Ook heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening [3] ingediend.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat in het kader van de leesbaarheid hieronder apart in op wat eiseres heeft aangevoerd over het beroep tegen het niet-tijdig beslissen en over het alsnog genomen besluit van 21 december 2023.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij brief van 9 januari 2023 aan eiseres heeft laten weten de beslistermijn op 16 februari 2023 zou verstrijken en dat eiseres verweerder bij brief van 14 april 2023 in gebreke heeft gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres op 30 november 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank stelt ook vast dat verweerder bij besluit van 21 december 2023 alsnog op de aanvraag van eiseres heeft beslist.
5. In reactie op het door verweerder genomen besluit van 21 december 2023 heeft eiseres daar apart beroep tegen ingesteld.
6. Nu verweerder op de aanvraag van eiseres heeft beslist, is haar belang bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar komen te vervallen. [4] Het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet-tijdig beslissen is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. De rechtbank ziet wel aanleiding te beoordelen om verweerder veroordeelt dient te worden in de proceskosten van eiseres. Gelet op wat is overwogen onder 4 is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 437,50,- [5] als kosten van verleende rechtsbijstand. [6] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is verstreken.
Het beroep tegen het alsnog genomen besluit
8. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
9. Eiseres heeft niet aan de rechtbank laten weten dat zij zich niet kan verenigen met het door verweerder genomen besluit. Dit blijkt echter wel uit het gegeven dat eiser tegen het besluit van 21 december 2023 afzonderlijk beroep heeft ingesteld en verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De rechtbank beoordeelt de door eiseres in die beroepszaak ingediende gronden en het verzoek om een voorlopige voorziening daarom in een aparte uitspraak. [7]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL23.37647 kennelijk niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.NL23.37647.
2.NL23.40773
3.NL23.40774.
4.Op grond van artikel 6:20, derde lid, Awb.
5.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
7.NL23.40773 en NL23.40774 (nog niet gepubliceerd).