ECLI:NL:RBDHA:2024:8135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL23.40729 en NL23.40730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf bij dochter op basis van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Russische vrouw geboren in 1944, tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij haar dochter in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter, en dat er geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanwezig was. Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij financieel en praktisch afhankelijk is van haar dochter, die sinds 2000 in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar dochter en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. Eiseres en haar dochter leven al meer dan twintig jaar gescheiden en de jaarlijkse bezoeken tussen hen zijn gebruikelijk. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel afhankelijk is van haar dochter of dat haar sociale netwerk in Rusland niet kan voorzien in haar zorgbehoeften. De rechtbank wijst erop dat de banden van eiseres met Rusland sterker zijn dan die met Nederland, en dat verweerder geen belangenafweging hoefde te maken omdat er geen familie- of gezinsleven wordt aangenomen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door verweerder standhoudt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40729 en NL23.40730
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres/verzoekster], V-nummer: [V-nummer], eiseres/verzoekster (hierna: verzoekster)
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf bij dochter’ en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 december 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar. Met deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar dochter [naam] (referent) de gemachtigde van eiseres, M.J. van Rie als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1944 en heeft de Russische nationaliteit. Haar dochter woont sinds 2000 in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. De dochter van eiseres heeft als referent voor eiseres een mvv aangevraagd, omdat zij samen in Nederland hun familie- of gezinsleven willen uitoefenen. Referent heeft daarnaast een mvv aangevraagd zodat eiseres samen met haar kleindochter, de dochter van referent, familie- en gezinsleven kan uitoefenen. De aanvraag is gebaseerd op artikel 8 van het EVRM. [1]
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres en haar dochter beiden meerderjarig zijn en er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Er is daarom geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Daarnaast wordt ook geen familie- en gezinsleven aangenomen tussen eiseres en haar kleindochter, omdat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden. De kleindochter van eiseres was namelijk al meerderjarig op het moment van de aanvraag en er is geen sprake van een ouder die buiten beeld is, waarbij eiseres de rol van deze ouder heeft overgenomen. Verweerder concludeert daarnaast dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiseres bij het uitoefenen van haar familie- en gezinsleven.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Verweerder stelt ten onrechte dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter. Eiseres woont sinds april 2022 samen met haar dochter in Nederland, vanaf dat moment heeft zij procedureel rechtmatig verblijf. Eiseres is bovendien financieel afhankelijk van referent omdat haar bankrekeningen zijn geblokkeerd vanwege Europese sancties. Mocht zij naar Rusland moeten terugkeren dan kan referent haar ook niet vanuit het buitenland ondersteunen. Eiseres is door haar leeftijd ook praktisch afhankelijk van referent. Zij heeft in Rusland namelijk geen directe familieleden meer die de zorg voor haar kunnen dragen. Haar echtgenoot is overleden, haar broer woont ver bij haar vandaan in de Oeral en zij heeft geen contact meer met haar andere dochter. Bovendien is haar sociale netwerk in Rusland gering. Bij de beoordeling van de banden die eiseres heeft met Nederland bagatelliseert verweerder bovendien het feit dat zij jaarlijks enkele maanden naar Nederland kwam om haar dochter en kleindochter te bezoeken. Daarnaast heeft eiseres een uitgebreid netwerk opgebouwd in Nederland. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiseres haar sociale netwerk in Nederland heeft opgebouwd terwijl zij hier geen rechtmatig verblijf had. Eiseres verbleef en verblijft namelijk in Nederland met medeweten van verweerder en met procedureel rechtmatig verblijf. Verweerder heeft verder de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 27 maart 2024 volgt dat verweerder geen belangenafweging meer hoeft te maken in het kader van artikel 8 van het EVRM als hij heeft geconstateerd dat er geen sprake is van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’. Daarmee komt de hoogste bestuursrechter terug op haar uitspraak van 13 juli 2022 waarin is overwogen dat verweerder in zaken waarin een vreemdeling een beroep doet op artikel 8 van het EVRM en verweerder heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid, alsnog een belangenafweging moet maken. Echter, de overweging in de uitspraak van 13 juli 2022 dat verweerder een brede beoordeling moet maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt, blijft onverminderd van kracht. Hij mag in die beoordeling niet slechts betrekken of een vreemdeling vanwege diens medische toestand afhankelijk is van een referent, maar hij moet een op het specifieke geval toegespitste beoordeling maken van alle door een vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Elementen zoals de financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst moeten, voor zover zij zijn aangevoerd, in die beoordeling een rol spelen.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in overeenstemming met voormelde jurisprudentie op het standpunt heeft kunnen stellen dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiseres en haar moeder al ruim twintig jaar gescheiden leven en dat jaarlijkse bezoeken tussen een ouder en meerderjarig kind gebruikelijk zijn en dat hier dus niet per definitie uit volgt dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Ten aanzien van de financiële afhankelijkheid en het feit dat de rekeningen van eiseres door sancties zijn geblokkeerd en referent vanuit Nederland geen geld naar haar kan overmaken, heeft verweerder er ter zitting op kunnen wijzen dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij voor haar aanvraag financieel ondersteund werd door referent of dat zij na terugkeer afhankelijk zal zijn van financiële ondersteuning door referent. In het kader van de praktische afhankelijkheid heeft verweerder daarnaast kunnen stellen dat eiseres met de door haar overgelegde medische stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afhankelijk is van de zorg van referent. Het is begrijpelijk dat referent graag voor haar moeder wil zorgen, maar verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar sociale netwerk in Rusland of derden geen ondersteunende zorg aan haar zouden kunnen bieden. De verklaringen van eiseres en het testament waaruit blijkt dat zij haar andere dochter heeft onterfd zijn hiervoor onvoldoende. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat de banden van eiseres met Rusland sterker zijn dan de banden die zij met Nederland heeft. Over het sociale netwerk dat eiseres in Nederland heeft opgebouwd heeft verweerder er in het verweerschrift op kunnen wijzen dat eiseres dit heeft opgebouwd in de periode dat zij procedureel rechtmatig verblijf had in Nederland en dat zij hier dus geen rechten aan kan ontlenen. Gedurende deze periode kon eiseres er namelijk niet op vertrouwen dat haar aanvraag zou worden ingewilligd.
4.2.
Nu verweerder heeft kunnen concluderen dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter en er dus tussen hen geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM wordt aangenomen en ook geen sprake is van familie- of gezinsleven tussen eiseres en haar kleindochter, heeft verweerder ook geen belangenafweging hoeven maken. De gronden die zijn gericht tegen gebreken in de belangenafweging behoeven gelet hierop geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag voor verlening van een mvv heeft kunnen afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit. [2]

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.