ECLI:NL:RBDHA:2024:8116
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen [naam], verzoekster, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2024 uitspraak gedaan. De staatssecretaris had op 18 april 2024 besloten om de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats in Groningen, waar de voorzieningenrechter de zaak op 16 mei 2024 aanhield vanwege het ontbreken van een tolk. Op 22 mei 2024 werd de zitting heropend, waarbij verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, aanwezig waren. Een tolk was ook aanwezig om de communicatie te faciliteren.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL24.17333), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter heeft geen andere omstandigheden gevonden die een toewijzing van de voorlopige voorziening rechtvaardigen en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. N. Walstra, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.