Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres 1] , [v-nummer 1] , eiseres 1,
mede namens hun minderjarige kinderen
V-nummers respectievelijk: [v-nummer 3] en [v-nummer 4] , en
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers, een gezin van Egyptische koptische christenen, tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers hebben op 25 februari 2019 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 januari 2023 als ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
Eisers vrezen voor terugkeer naar Egypte vanwege hun geloofsovertuiging en de risico's op vervolging en gedwongen besnijdenis van hun dochters. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvragen zorgvuldig heeft gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eisers koptische christenen zijn, dit niet automatisch leidt tot een reëel risico op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die bevestigen dat koptische christenen in Egypte over het algemeen geen reële vrees hebben voor vervolging, vooral niet in de grote steden.
De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun dochters een reëel risico lopen op gedwongen besnijdenis. De rechtbank wijst erop dat de ouders in de meeste gevallen de beslissing nemen over besnijdenis en dat de ouders van de minderjarige dochters in dit geval niet willen dat hun dochters besneden worden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kinderen niet in de weg staan van de terugkeerbesluiten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.