In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser, aangeduid als [eiser], dat de Staat der Nederlanden aansprakelijk wordt gesteld voor schade die hij heeft geleden als gevolg van een opgelegde contactmaatregel en de inbeslagname van zijn telefoons. De procedure begon met een dagvaarding op 12 september 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 april 2024. Eiser stelt dat de contactmaatregel zijn recht om aangifte te doen heeft belemmerd en dat de inbeslagname van zijn telefoons onrechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de contactmaatregel was opgelegd vanwege het onacceptabele gedrag van eiser, die medewerkers van het Openbaar Ministerie had uitgescholden en bedreigd. De rechtbank oordeelt dat de contactmaatregel niet onrechtmatig was, omdat deze voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Wat betreft de inbeslagname van de telefoons, oordeelt de rechtbank dat de politie bevoegd was om binnen te treden op basis van artikel 96 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er sprake was van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.082.