Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van de staandehouding en de daaropvolgende bewaring van een eiser van Poolse nationaliteit. Eiser, die stelt dat zijn staandehouding onrechtmatig was, werd op 29 april 2024 staande gehouden door verbalisanten nadat zij een melding hadden ontvangen dat iemand in een portiek lag te slapen. De rechtbank oordeelt dat de staandehouding rechtmatig was, omdat de verbalisanten op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) handelden. Eiser had geen documentatie die aantoont dat hij zijn verblijf in Nederland daadwerkelijk had beëindigd na zijn uitzetting naar Polen op 22 januari 2024. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan worden aangemerkt als rechtmatig verblijvende Unieburger, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij een bestendig verblijf in Polen heeft opgebouwd.
De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de staatssecretaris beoordeeld en oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure. Eiser had de zware en lichte gronden voor zijn bewaring niet betwist, en de rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 mei 2024.