In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. H.A. Limonard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, heeft op 27 juli 2022 besloten om geen uitstel van vertrek toe te kennen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 15 maart 2024, waartegen verzoekster beroep heeft ingesteld. In het kader van dit beroep heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening buiten zitting behandeld, in overeenstemming met de partijen. Bij een andere uitspraak op dezelfde dag, onder zaaknummer NL24.11520, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster. Gezien deze uitspraak is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.